zij een ongestoord gebruik van gronden en gebouwen in de naaste om-
geving in ernstige mate zou worden gestoord.
5. Vrijstelling voor bepaalde tijd mag alleen en moet worden geweigerd
indien het voorgenomen andere gebruik kan leiden tot stoornissen als
bedoeld in het vierde lid en niet door het stellen van voorwaarden of
anderszins in middelen tot opheffing van die stoornissen kan worden
voorzien.
Artikel 22.
1. Het is verboden het in artikel 20 bedoelde gebruik van bestaande ge-
bouwen te veranderen ter realisering van doeleinden, welke met de
bestemming van de grond niet te verenigen zijn.
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het eer-
ste lid vrijstelling te verlenen.
Vrijstelling kan worden verleend voor onbepaalde tijd, behoudens we-
deropzegging of voor bepaalde tijd.
3. Vrijstelling voor onbepaalde tijd of voor een periode langer dan vijf
jaren moet worden geweigerd in de navolgende gevallen:
a. indien het gebouw zich bevindt op grond, welker bestemming voor
realisering van gemeentewege in aanmerking komt;
b. indien gelet op de aard van het voorgenomen gebruik en de lig-
ging van het gebouw hetzij de mogelijkheid tot realisering van de
bestemmingen van het plan, hetzij een ongestoord gebruik van gron-
den en gebouwen in de naaste omgeving in ernstige mate zou wor-
den gestoord en niet door het stellen van voorwaarden of anderszins
in middelen tot opheffing van die stoornissen kan worden voorzien.
4. Vrijstelling voor bepaalde tijd mag alleen en moet worden geweigerd,
indien het voorgenomen andere gebruik kan leiden tot stoornissen als
bedoeld in het vierde lid onder b en niet door het stellen van voorwaar-
den of anderszins in middelen tot opheffing van die stoornissen kan wor-
den voorzien.
Par. 2. Vernieuwing en verandering van bestaande gebouwen.
Artikel 23.
De bij de vaststelling van het plan reeds bestaande gebouwen die, hetzij
door hun bestaan als zodanig, hetzij door hun afmetingen niet voldoen aan
de bestemmingen van het plan of aan een of meer bepalingen van deze
voorschriften, mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk worden
veranderd, zulks met dien verstande, dat:
a. vernieuwing of verandering ten behoeve van een voorgenomen ander ge-
bruik slechts is toegestaan indien ook dat andere gebruik krachtens
deze voorschriften is of kan worden toegestaan;
b. reeds bestaande afwijkingen ten aanzien van in deze voorschriften ge-
noemde maten niet mogen worden vergroot.
Artikel 24.
Gebouwen als bedoeld in artikel 23 mogen, behoudens onteigening over-
eenkomstig de wet geheel worden vernieuwd of veranderd, indien deze
tengevolge van enig onheil zijn verwoest, mits daardoor de voorgevelrooi-
lijn niet wordt overschreden. Het bepaalde in het voorgaande artikel is
hierbij op overeenkomstige wijze van toepassing.
Artikel 25.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen als bedoeld in de
artikelen 23 en 24 ten behoeve van geringe vergrotingen van bestaande af-
wijkingen vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 23, sub b.