Constructie van bouwwerken
e. het hoogteverschil tussen de bovenzijde van enige aansluitgelegenheid in
een nevenkanaal en de bovenzijde van de uitmonding van dat kanaal in het
hoofdkanaal moet ten minste 2 m zijn;
f. het hoogteverschil tussen de bovenzijde van enige aansluitgelegenheid in
het hoofdkanaal en de bovenzijde van de eerste daarboven gelegen uitmonding
van een nevenkanaal moet ten minste 2 m zijn;
g. boven het hoofdkanaal moet buitendaks een doeltreffende kap tegen val-
winden aanwezig zijn.
3 Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1 voor gasafvoer-
kanalen, slechts bestemd voor aansluiting van gastoestellen met gesloten
verbrandingsruimte.
ARTIKEL222 Samenstelling
1 Wanden van gasafvoerkanalen moeten zodanig zijn samengesteld, dat ze:
a. onbrandbaar zijn;
b. een brandwerendheid bezitten van ten minste 30 minuten;
c. duurzaam bestand zijn tegen afvoergassen van een temperatuur van
250° C;
d. gasdicht zijn;
e. een voldoend warmte-isolerend vermogen bezitten om te grote afkoeling
van de afvoergassen en te grote warmteuittreding te voorkomen;
f. voldoende vochtabsorberend vermogen bezitten;
g. voldoende bestand zijn tegen mechanische beschadiging.
Niet van toepassing is het voorgaande op de hoogste 30 cm van de wanden
van afvoerkanalen bovendaks, indien over die lengte een schoorsteenpot is
toegepast.
2 Wanden van gecombineerde gasafvoerkanalen mogen niet zijn uitgevoerd in
metselwerk, noch in enig ander materiaal waarbij stootvoegen voorkomen.
3 Wanden van gasafvoerkanalen moeten buitendaks zijn getuid of verankerd,
indien de stabiliteit dat vereist.
127