ARTIKEL239 Aansluiting van afvoerleidingen aan lozingstoesteilen. Stankafsluiter!
Tussen een afvoerleiding en een lozingstoestel moet, indien het lozingstoestel
zelf niet van een stankafsluiter is voorzien, een stankafsluiter aanwezig zijn,
Stankafsluiters moeten zijn samengesteld uit gelegeerd lood, geëmailleerd giet-
ijzer, roestvrij staal, verglaasd hardgebakken aardewerk, vuurklei of ander
voor het doel geschikt materiaal.
De binnenwerkse wijdte van stankafsluiters moet ten minste gelijk zijn aan de
binnenwerkse wijdte van de leiding waaraan ze zijn aangesloten.
De hoogte van het waterslot van een stankafsluiter moet ten minste bedragen:
5 cm voor een closetpot of een privaattrechter,
3 cm voor een ander lozingstoestel.
Een stankafsluiter, met uitzondering van een stankafsluiter in een closetpot of
een privaattrechter, moet van een doeltreffende ontstoppingsgelegenheid zijn
voorzien.
ARTIKEL 240 Aansluiting van afvoerleidingen aan een openbaar riool
Afvoerleidingen moeten zijn aangesloten aan een openbaar riool, voor zover
krachtens lid 4, onder a, geen andere wijze van lozing wordt voorgeschreven.
Niet van toepassing is de voorgaande bepaling voor delen van de gemeente,
waarin geen openbare riolering aanwezig is.
In afvoerleidingen, aangesloten aan een openbaar riool, mogen geen beer-
putten of rottingsputten voorkomen.
Burgemeester en wethouders bepalen de plaats waar en de hoogte waarop
afvoerleidingen de gevel van het gebouw dan wel de grens van het bouw-
terrein kruisen.
Als nadere eis kan worden gesteld dat:
a. afvoerleidingen, waarvan verwacht mag worden dat ze stoffen zullen af-
voeren in zodanige hoeveelheid of van zodanige aard, dat ze voor de goede
werking of de goede staat van een openbaar riool of een openbare rioolwater-
zuiveringsinrichting schadelijk dan wel voor andere gebruikers van het open-
bare riool hinderlijk zijn, op het openbare riool moeten lozen met tussen-
schakeling van bepaalde voorzieningen, of wel op nader te bepalen andere
wijze moeten lozen;