Uitvoeringsvoorschriften
Inleiding
De bepalingen van dit hoofdstuk zien toe op de uitvoering van al hetgeen
wordt gebouwd of gesloopt. Het hoofdstuk is daarom geplaatst na alle andere
hoofdstukken waarin bouwhandelingen zijn beschreven of krachtens welke
bouwhandelingen kunnen worden gelast (verbetering van bestaande bouw-
werken).
Indien in strijd met de bepalingen in of krachtens dit hoofdstuk of in of
krachtens enig ander hoofdstuk van deze verordening wordt gebouwd of
gesloopt, hebben burgemeester en wethouders het recht om de bouw of de
sloop te doen staken en al hetgeen in strijd met de voorschriften (dus ook
artikel 377, dat goed en degelijk werk verlangt) onjuist is uitgevoerd, ongedaan
te maken. In de regel zal het staken en ongedaan maken behoorlijk schrif-
telijk worden gelast. De veiligheid kan echter onmiddellijk ingrijpen vorderen.
Artikel 11 bepaalt daarom dat burgemeester en wethouders ook mondeling
kunnen gelasten en dat zij bepaalde ambtenaren van het bouw- en woning-
toezicht kunnen aanwijzen, die dergelijke mondelinge lastgevingen namens
burgemeester en wethouders kunnen verstrekken. Een mondelinge last zal
desgevraagd schriftelijk moeten worden bevestigd. Men zal echter onge-
vraagd tot schriftelijke bevestiging overgaan, indien degene tot wie de
lastgeving is gericht, weigert daaraan gevolg te geven. In die gevallen zal
politiedwang moeten volgen en daaraan moet een waarschuwing voorafgaan.
Indien de veiligheid echter onverwijld ingrijpen vergt, is ook deze waar-
schuwing niet nodig en kan direct worden ingegrepen, zelfs na een monde-
linge lastgeving. Achteraf kan een en ander schriftelijk worden bevestigd.
ARTIKEL 372
Toelichting op het ontstaan
Lid 1. De woorden ,,voor zover nodig" zijn opgenomen, omdat er ook geval-
len voorkomen, waarin geen behoefte bestaat aan het aangeven van de
hoogte van de weg en de plaats der rooilijnen, bijvoorbeeld bij een ver-
bouwing.
Lid 2. De strekking van dit lid is, evenals die van de artikelen 373 en 375,
het bouwtoezicht gelegenheid te geven tot controle; een regeling van de
verantwoordelijkheid van het bouwtoezicht geeft dit lid uiteraard niet.
229