Artikel V.
Artikel 35 verbiedt behoudens vrijstelling het bouwen van twee of
meer woningen boven elkaar. Uiteraard geldt dit verbod alleen voor gebie-
den waarvoor geen bestemmingsplan van kracht is (artikel 7, eerste lid,
sub a).
Ook voor het vrij beperkte gebied dezer gemeente waarvoor geen be-
stemmingsplan geldt (voornamelijk het centrum), bestaat echter aan het
verbod geen behoefte; het moet integendeel ongewenst worden geacht. De
vigerende bouw- en woningverordening kent een dergelijk verbod dan ook
niet.
Artikel VI.
Artikel 36 geeft een regeling voor het bouwen in gedeelten van de ge-
meente buiten de bebouwde kom waarvoor nog geen bestemmingsplan van
kracht is; de bebouwingsmogelijkheden in dergelijke gedeelten worden
sterk beperkt. In feite komt dit neer op een uitbreiding van de voorberei-
dingsbescherming krachtens artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Orde-
ning, juncto artikel 50 van de Woningwet. Op grond van deze artikelen kan
tijdens de vaststellingsprocedure van een bestemmingsplan, alsmede gedu-
rende een bepaalde periode daarvôör, de totstandkoming van ongewenste
bebouwing worden tegengegaan. Artikel 36 van de (model-)bouwverorde-
ning breidt dit uit zonder dat een termijn wordt genoemd. Dit moet onjuist
worden geacht. Daar komt bij dat in deze gemeente voor nagenoeg het
hele gebied buiten de bebouwde kom een bestemmingsplan geldt, zodat arti-
kel 36 toch bijzonder weinig praktische betekenis zou kunnen hebben.
Dit artikel ware derhalve te schrappen.
Artikel VII.
Artikel 49 geeft voorschriften omtrent het open erf bij woningen.
De oppervlakte van dit erf moet volgens het eerste lid tenminste 1/3 be-
dragen van (de oppervlakte van) het gebouw, met dien verstande dat bij
de bepaling van de oppervlakte van dit open erf de oppervlakte welke in
beslag genomen wordt door een bergplaats, een garage e.d., indien deze
kleiner is dan 1/3 van de oppervlakte van het erf, niet als bebouwd wordt
aangemerkt.
Indien de aldus bepaalde oppervlakte van het open erf kleiner is dan de
oppervlakte van de strook, bedoeld in het tweede lid, is uitsluitend dit
tweede lid van toepassing. Dit lid houdt in dat van het open erf een strook
ter diepte van 4 m over de volle breedte van het gebouw en in aansluiting
daaraan aanwezig moet zijn. De regeling van het eerste lid is vrij ingewik-
keld en kan er bovendien toe leiden dat het geheel open erf (niet in beslag
genomen door bergplaats, garage e.d.vrij klein wordt.
Bovendien is de in het tweede lid genoemde maat van 4 m, welke vol-
gens de toelichting als een minimum moet worden beschouwd, voor deze
gemeente te klein. In het gewijzigde artikel 49 is daarom volstaan met de
bepaling dat het open erf tenminste 1/3 van de oppervlakte van het gebouw
moet zijn (derhalve zonder de fictie dat door bergplaatsen e.d. in beslag
genomen grond als onbebouwd wordt aangemerkt), terwijl de diepte van
de open strook onmiddellijk achter het gebouw op 5 m is gesteld. Dit
laatste is in overeenstemming met artikel 53 van de nog vigerende bouw-
en woningverordening.
Artikel Vin.
Ingevolge artikel 50, lid 1, mag op het open erf bij een eengezinshuis
o.m. een garage met geen grotere inwendige oppervlakte dan 18 m2 worden
gebouwd op tenminste 3 m van het hoofdgebouw. Teneinde de bouw van
garages mogelijk te maken welke groot genoeg zijn voor het stallen van
twee auto's, is het gewenst de maat van 18 m2 te vergroten tot 24 m2.