Inrichting van gebouwen
ARTIKEL 111 Toetreding van daglicht tot niet tot bewoning bestemde gebouwen
Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de toetreding van
daglicht tot ruimten in niet tot bewoning bestemde gebouwen.
Paragraaf 4: Ventilatie
ARTÎKEL112 Doorspuibaarheid
Een woning moet bij geopende binnendeuren behoorlijk doorspuibaar zijn door
aan de buitenlucht gelegen tot de woning behorende ramen of deuren, die
niet alle in dezelfde gevel gelegen zijn.
Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, indien op andere
wijze in een behoorlijke luchtverversing van de woning is voorzien.
ARTIKEL 113 Ventilatie van kamers van tot bewoning bestemde gebouwen
Kamers van tot bewoning bestemde gebouwen moeten, behoudens het be-
paalde in artikel 114, zijn voorzien van:
a. buitendeuren of beweegbare ramen aan de buitenlucht tot een oppervlakte
van ten minste 1/4 van de voor de lichttoetreding vereiste raamoppervlakte en
bovendien van
b. een afsluitbare ventilatie-opening met de bovenzijde op niet meer dan 40 cm
beneden de zoldering van ten minste V«o van de vloeroppervlakte.
Voor kamers met een uitbouw, zoals een erker, van tot bewoning bestemde
gebouwen, moet de in lid 1, onder b, bedoelde ventilatie-opening ten minste
'/400 van de gezamenlijke oppervlakte van de kamer en de uitbouw groot zijn.
Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in de leden 1 en 2, indien
een doeltreffende mechanische inrichting voor luchtverversing aanwezig is.
ARTIKEL114 Ventilatie van keukens, bijkeukens, woonkeukens en kamers met een
kooknis of kookkast van tot bewoning bestemde gebouwen
Keukens, bijkeukens en kamers, die mede tot keuken dienen, van tot bewoning
bestemde gebouwen moeten zijn voorzien van:
a. beweegbare ramen of andere afsluitbare ventilatie-inrichtingen aan de
71