123
28 april 1966
worden toch niet alleen gelden voor noodsituaties gevoteerd. De raad
voteert ook gelden waarvan men kan zeggen dat het doel niet absoluut
nodig, maar wel heel plezierig is, en spreekster zou in dit geval veel
verder willen gaan door te zeggen dat het hier een zaak van buitengewoon
groot belang betreft.
Spreekster is het met bijna alles eens wat de heer Rutgers hierover
heeft gezegd. Dit is heel wonderlijk maar het Is nu eenmaal zo. Spreek-
ster wil dus heel duidelijk stellen dat zij de van de zijde van de fractie
van de K.V.P. geuite verbazing niet goed kan begrijpen. Aan die zijde
heeft men zich blijkbaar niet duidelijk gerealiseerd met hoeveel moeite
de raad zich in de decembervergadering bij deze zaak heeft neergelegd
en dan nog met de restrictie dat het instituut van de boventallige onder-
wijzers onmiddellijk weer zou worden bekeken, niet zodra de situatie
principieel verandert, maar zodra die verandert. Spreekster wil nog even
haar toen gesproken slotwoorden citeren: ,,Zij vindt het geruststellend
dat deze zaak later aan de hand van nieuwe cijfers weer zal worden be-
keken, zodat er nu dus geen onherstelbare dingen gebeuren." Wat zij
toen gezegd heeft is dus bepaald niet in tegenstelling met de houding van
haar fractie op het ogenblik.
De heer Rutgers kan uiteraard veel onderschrijven van hetgeen mevr.
Cohen heeft gezegd. Spreker wil graag uit de notulen van december
citeren wat mevr. Vriesendorp gezegd heeft: „Het lijkt spreekster beter
dat de raad zich nu nog niet bindt om geen boventallige leerkrachten aan
te stellen, want als de norm van het rijk (per 1 september) wordt aan-
gehouden dan gelooft zij dat er per 1 september a.s. toch op de Craijenes-
terschool en de Dreefschool te grote klassen zullen zijn. Kan niet even
afgewacht worden of er toch niet de mogelijkheid zal bestaan om in sep-
tember een extra leerkracht te hebben, waardoor inderdaad maar een
paar boventallige leerkrachten bij het bijzonder onderwijs vergoed behoe-
ven te worden?". Wethouder Corver meende toen: ,,dat er niets âân te
houden valt. De enige maatregel die genomen zou kunnen worden is een
extra leerkracht te benoemen." Daar gaat het om. De wethouder heeft
toen geschermd met het feit dat er op dat ogenblik niks âân te houden
viel of te benoemen en toen is door spreker gezegd: ,,Het gaat er om dat
niet nú maar in september misschien wêl een boventallige leerkracht
nodig is." Wethouder Corver antwoordde daarop in het vage, "dat, als
in september zou blijken dat het absoluut noodzakelijk zou zijn dat er
weer boventallige leerkrachten moeten komen, burgemeester en wethou-
ders daaraan natuurlijk zouden meewerken." En dat vraagt spreker nu
en dat is dus duidelijker dan de manier waarop mevr. Cohen het gezegd
heeft. Daarom is ook de verbazing van de heer Verhoeven natuurlijk
volkomen fout, want de raad moet wettelijk kijken dat heeft de wet-
houder de vorige keer met instemming van de K.V.P.-fractie ook gezegd
naar de situatie zoals die bij het openbaar onderwijs bestaat. De wet-
houder heeft in december de duidelijke belofte gedaan dat deze zaak
in september opnieuw zou worden bekeken en dat doen we nu. Dat het
bijzonder onderwijs daaraan onderworpen is, is hoogstens een nare om-
standigheid voor het bijzonder onderwijs en geen propaganda daarvoor.
Naar sprekers idee moet over deze zaak volkomen van het begin af aan
en eerlijk worden beslist, en dan blijft spreker er bij dat gehandhaafd
moet worden wat al een aantal jaren heeft bestaan.
De wethouder heeft spreker verkeerd begrepen wanneer hij denkt dat
spreker hem verweten zou hebben dat hij bij dit voorstel niet naar de
onderwijsbelangen zou hebben gekeken. Niets is spreker vreemder dan dat
van deze wethouder te denken. Spreker weet, dat hij zowel met het open-
baar als met het bijzonder onderwijs zeer begaan is. Natuurlijk heeft de
wethouder daarnaar gekeken, alleen heeft hij er niet genoeg naar gekeken