88 27 april 1967
De heer De Ruiter zegt dat hij een paar kritische opmerkingen wil aa
maken. In de eerste plaats wordt als weigeringsgrond van een aanvrage „a
gesteld dat o.a. de afstand van een pomp tot de hoek van een straat niet m
minder mag zijn dan 50 meter. Spreker weet niet of het nu wel juist is pa
dat een dergelijke bepaling blijft bestaan terwijl vrijwel geen enkele ben- pc
zinepomp in Heemstede aan deze vereiste voldoet. Hij vraagt zich af, of, nu in
een nieuwe verordening wordt vastgesteld, op dat gebied niet enige aan- m
passing gewenst zou zijn. rc
In de tweede plaats wijst spreker er op, dat een benzinepomp slechts hc
wordt toegestaan indien een nuttige oppervlakte bedrijfsruimte aanwezig Si
is van tenminste 150 m2. Hij vraagt zich af, of het niet noodzakelijk is de ee
bedrijfsoppervlakte te koppelen aan het aantal pompen waarvoor vergun- za
ning kan worden verkregen, in dien zin, dat men bij een bedrijfsoppervlakte p£
van eenmaal 150 m2 niet een batterij van b.v. 8 pompen kan zetten, maar ni
dat er b.v. normen worden aangelegd van bij 150-500 m2 bedrijfsopper- pc
vlakte één of twee pompen, en van boven 500 m2 een groter aantal pompen
teneinde zodoende tot een beperking te komen van de graag aangegrepen
mogelijkheid, een zeer kleine vestiging te ontwikkelen tot een zeer groot
benzinestation.
In de toelichting stellen burgemeester en wethouders dat er voor pompen
voor eigen gebruik op eigen terrein geen vergunning nodig is. In principe
is spreker het daar helemaal mee eens. Hij vraagt zlch alleen af of het niet kc
gewenst is, zoals ook in andere gemeenten wel gebruikelijk is, dat de pom- oi
pen voor eigen gebruik een eigen kleur krijgen, n.l. grijs. dc
In artikel 1 wordt een propaanmantel gelijkgesteld met een benzinepomp. ai
Het zal burgemeester en wethouders wellicht bekend zijn, dat in het alge- al
meen voor net plaatsen van propaaninstaliaties, op grond van groter h'
explosiegevaar, veel zwaardere eisen worden gesteld dan normaal voor n
benzinepompen. Het is spreker niet bekend of deze materie in de hinderwet le
afdoende is geregeld. Zo niet dan zouden hiervoor aanvullende bepalingen n
kunnen worden gemaakt. le
Over de waardebepaling van vergunningen voor benzinestations en -pom- h
pen is hier al meer gediscussieerd. Spreker had eigenlijk verwacht dat a
daaraan in de toelichting wel iets meer woorden zouden zijn gewijd. Spre- k
ker gelooft wel dat de raad het er in het algemeen over eens kan zijn, dat ei
aan een vergunning voor benzinepompen een betrekkelijk grote waarde g
verbonden is. Alles waar grote waarde aan verbonden is, ook duur willen d
verkopen, spreker denkt maar aan huisvestingsvergunningen kan tot E
zeer ongewenste toestanden leiden. Spreker wil voorop stellen dat in het g
geval van de benzinepompen de toestand bestaat, dat de gemeente zich
zeer grote offers voor het verkeer moet getroosten en dat met name de o
houders van benzinepompen juist degenen zijn die van de toename van het z
verkeer het meest profiteren. Er is dus een direct verband tussen het even-
tueel vragen van een extra heffing bij het verlenen van een vergunning
voor een benzinepomp en het feit dat een pomp aan de openbare weg komt.
Spreker vraagt daarom of het nog in overweging is geweest om, b.v. in na-
volging van de betreffende verordening van de gemeente Eindhoven en
Weesp, ook hier te komen tot het stellen van bepaalde financiële voor-
waarden bij het verstrekken van een vergunning voor een benzinepomp.
Tenslotte heeft spreker een nadere beschouwing gemist over de uitgifte- v
mogelijkheid van gemeenteterreinen voor benzinestations. Verder dan de 51
opmerking, dat de raad de verkoopprijs van de gemeentegrond bepaalt, zijn
burgemeester en wethouders niet gekomen. Spreker vraagt of het in het
voornemen ligt t.z.t. in dit opzicht met bijzondere voorstellen te komen of z
dat het gebruikelijke beleid, zoals tot op heden gevoerd, wordt voortgezet. e
De heer Scheer wil, sprekende namens zijn fractie, voorshands bezwaar t
maken tegen de strekking casu quo de redactie van artikel 8, met name de f