146
27 juli 1967
Er is in verschillende toonaarden gezegd dat men blij is met dit voorstel.
De heer Van Ark, die al beantwoord is, is alleen blij omdat het voorstel
er is, maar hij is eigenlijk met het voorstel als zodanig niet blij. Mevrouw
Cohen heeft een beschouwing gegeven over de merkwaardigheid van het
Minerva-theater als bioscoop. Men kan natuurlijk niet ontkennen dat het
Minerva-theater voor een groot deel een bioscoop is. Er zijn vele bioscopen
in den lande waar ook culturele manifestaties worden gegeven, zoals op
zondagochtenden kerkelijke plechtigheden, maar daarom worden die bios-
copen nog niet gesubsidieerd. Spreker zal zich in deze beschouwing maar
niet verder verdiepen. Er zijn nu eenmaal in het Minerva-theater mani-
festaties die tot nog toe een gemeentelijk subsidie verantwoord hebben
doen zijn en er is in de raad een bijna algemene mening dat, als het moge-
lijk zou zijn, het Minerva-theater daarom moet worden behouden, in welke
vorm dan ook. Spreker gelooft dat het juist is te stellen, dat de tijd moet
worden gegeven daarnaar een onderzoek te doen instellen. Hij wil voor
een goed begrip van zaken nog even zeggen want dat schijnt, nadat
dit voorstel in de financiële commissie is besproken, nog niet helemaal
duidelijk te zijn dat dit onderzoek nog niet gaande is. Het kan ook nog
niet gaande zijn omdat eerst beslist moet worden of het Minerva-theater
nog een jaar kan doordraaien. Wanneer dat niet gebeurt kan het onderzoek
toch nog wel plaats hebben maar dan is, naar sprekers idee, althans een
groot deel van de grond daaraan ontvallen, want dan zal waarschijnlijk
binnen korte tijd het Minerva-theater niet meer bestaan. Men kan daaraan
twijfelen, maar in ieder geval zal er bij aanneming van het voorstel van
burgemeester en wethouders zekerheid bestaan dat het Minerva-theater
nog een jaar zal worden geexploiteerd. Burgemeester en wethouders zul-
len nu zeer concreet en goed gedetailleerd aan de instanties die het onder-
zoek moeten instellen een opdracht geven. Zij hopen dat zij binnen niet al
te lange tijd met de resultaten van dat onderzoek tot een voorstel kunnen
komen, waarbij uiteraard der zaak de financiële conseqenties zullen worden
bekeken. Daar wordt dan in laatste instantie door de raad over beslist.
De heren Willemse, Hupkes en Scheer hebben gezegd dat hun stem aan
het voorliggende voorstel niet impliceert dat latere voorstellen van burge-
meester en wethouders, hoe die er ook uitzien, door hen zullen worden ge-
accepteerd. Dat spreekt vanzelf. Ieder is na aanneming van dit voorstel
volkomen vrij latere voorstellen geheel vrijblijvend te beoordelen.
De heer Bomans vindt het eigenlijk maar een rare zaak dat de gemeente
aan de subsidie van f 30.000,voor 1968 gebonden zou zijn indien de heer
Hoogeveen na het ontvangen van het rapport voor 1 januari 1968 de ver-
dere exploitatie van het Minerva-theater beeindigt. Het is burgemeester en
wethouders duidelijk geworden dat de heer Hoogeveen het Minerva-theater
niet verder zal kunnen exploiteren zonder een verhoogde subsidie in 1967
maar ook voor 1968. Hij wil een seizoen op de oude voet doorgaan en
tegenover die verhoogde subsidie staat dan ook het feit dat er in het
Minerva-theater in ieder geval iets geboden wordt. Als de gedachte van
de heer Bomans om nog niet tot het verlenen van een subsidie van
f 30.000,voor 1968 over te gaan, ingang zou vinden, zou de heer Hooge-
veen niet de kans krijgen voor een geheel speelseizoen contracten af te
sluiten, waarmee de zaak weer op losse schroeven komt te staan. Burge-
meester en wethouders hebben dus gemeend de verhoogde subsidie ook over
het eerste halfjaar 1968 te moeten verlenen, zodat veilig staat dat de heer
Hoogeveen tot 1 juli 1968 gewoon kan doordraaien. Hij neemt die verplich-
ting op zich en overeenkomstig het verzoek van de heer Enschedé zullen
burgemeester en wethouders de heer Hoogeveen dit zwart op wit laten
bevestigen.
De heer Smit heeft gezegd dat hij een verhoogde subsidie niet nodig
vindt en hij vraagt wat er nu gaat gebeuren en wat er al gedaan is om