27 juli 1967 147 het Minerva-theater nieuw leven in te blazen. Dat is een hinken op twee gedachten. Burgemeester en wethouders doen niets en zij blazen niet voor- dat het rapport is uitgebracht, want zij weten nog niet of de behoefte aan cultureel leven wel zö groot is dat getracht moet worden het Minerva- theater nieuw leven in te blazen. Burgemeester en wethouders hebben overigens geen idee hoe door contact met sportverenigingen en wat dies meer zij, het Minerva-theater, zoals het op het ogenblik draait, gered zou kunnen worden. Burgemeester en wethouders vinden hun voorstel een betere weg om tot een blijvende oplossing voor het Minerva-theater te komen. De heer Van Ark is met het antwoord van de wethouder helemaal te- vreden maar niet met het antwoord dat de voorzitter spreker tussentijds heeft gegeven. De voorzitter heeft gezegd dat van de heer Hoogeveen niet kan worden geeist, dat hij nu de toezegging doet dat hij aan de con- clussie van een rapport dat tot het laten voortbestaan van het Minerva- theater adviseert, zal meewerken, omdat hij daarin volkomen vrij is. Juist die vrijheid van de heer Hoogeveen zit spreker dwars, want hij heeft ook de vrijheid het Minerva-theater per 1 juli 1968 te verkopen. Zou hij dat doen dan is alle moeite voor niets gedaan en de subsidie voor niets ge- geven. De voorzitter: ,,Het Minerva-theater is zijn eigendom." De heer Willemse dacht dat in de geheime vergadering was besproken dat, wanneer deze subsidie zou worden gegeven, van de heer Hoogeveen mocht worden geeist dat hij tot 1 juli 1968 geen pogingen tot verkoop van het Minerva-theater zou doen. De voorzitter antwoordt dat burgemeester en wethouders dit met de heer Hoogeveen hebben besproken. Hij heeft de toezegging gedaan dat hij tot 1 juli 1968 op dezelfde wijze als tot nu toe met de exploitatie van het Minerva-theater zou doorgaan. Hij hoopt uiteraard dat er een mogelijk- heid zal komen om het theater te behouden. Dit impliceert dat hij niet tus- sentijds het theater zal verkopen. De heer Van Ark: ,,Dat kan hij wel. Hij kan nu een overeenkomst slui- ten dat per 1 juli 1968 het theater aan een koper wordt overgedragen." De heer Verkouw is van mening dat de vraag van de heer Van Ark al- leen maar academische waarde heeft want de heer Hoogeveen zal, als het rapport zodanig uitvalt dat exploitatie van het Minerva-theater eigenlijk met meer mogelijk is, op voortzetting van de exploitatie van het theater geen prijs meer stellen. Maar dan zal de gemeente het in die omstandig- heden zeker ook niet doen want dan zou het een geweldig schip van bijleg worden. Aan het verlenen van de subsidie zou de voorwaarde kunnen wor- den verbonden dat de heer Hoogeveen bij eventuele verkoop van het Minerva-theater per 1 juli 1968, het allereerst aan de gemeente ten verkoop zal moeten aanbieden. Dat is zeker een verantwoorde voorwaarde. De voorzitter lijkt het het beste dat de raad dit voorstel aanvaardt en daarbij de voorwaarde stelt, dat voor het geval de heer Hoogeveen het merva-theater tussentijds verkoopt, hij de verleende extra subsidie moet restitueren. Wethouder Corver gelooft dat men op het ogenblik een beetje langs el- kaar heen praat. Wanneer burgemeester en wethouders, zoals de heer nschedé voorstaat, van de heer Hoogeveen de garantie vragen dat hij tot 1 juli 1968 het Minerva-theater normaal zal exploiteren, dan is men wat betreft veilig. Die garantie krijgen burgemeester en wethouders on- getwijfeld want de heer Hoogeveen heeft die al gegeven, maai* de heer Enschedé wil het graag zwart op wit hebben. De heer Van Ark wil dat de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 11