2 afd. 28 september 1967 1 3
De betalingen zullen gerekend worden allereerst te zijn geschied ter vol-
doening van de kosten, vervolgens van de boeten, daarna van de vergoe-
dingen, vervolgens van de rente en het laatst van de hoofdsom.
Artikel 6.
Indien geldneemster het aan rente of aflossing verschuldigde niet op tijd
en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 zal hebben voldaan, zal zij aan
geldgeefster betalen, als boete, een bedrag gelijk aan vijf ten honderd per
jaar van het achterstallige bedrag over de tijd der nalatigheid.
Artikel 7.
Het onafgeloste deel van het bedrag der lening is, met de rente en de
kosten, onmiddellijk opeisbaar, bij niet-nakoming door geldneemster van
één of meer der in deze akte vermelde bepalingen of aangegane verbinte-
nissen, tenzij geldneemster, na door geldgeefster aan haar verplichtingen
te zijn herinnerd, alnog binnen veertien dagen na ontvangst dier herinne-
ring, het verschuldigde, vermeerderd met de boete, voldoet en/of haar
overige verplichtingen alsnog nakomt.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voorvallen
van het in het vorig lid bedoelde geval van onmiddellijke opeisbaarheid,
alsof zij bij bevel of andere soortgelijke akte ware in gebreke gesteld.
Artikel 8.
De belastingen, welke van rente der lening geheven mochten worden,
komen ten laste van geldneemster.
Artikel 9.
Alle kosten en rechten van deze akte, van de schuldbekentenis en van de
maatregelen, welke geldgeefster mocht nemen tot behoud of ter uitoefe-
mng harer uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten zijn voor rekenina
van geldneemster.
Heemstede, 28 september 1967.
De Raad voornoemd,