170
28 september 1967
IX. GELDLENING N.V. BANK VOOR NEDERLANDSCHE
GEMEENTEN, GROOT /450.000,
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
105. Geldlening N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten
groot 450.000,
De voorzitter deelt mede, dat de commissie voor de financiën zich hier-
mede kan verenigen.
Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
X. VOEREN RECHTSGEDING INZAKE MONTAGEKOSTEN
SCHIETBAANINSTALLATIE POLITIEBUREAU
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
106. Rechtsgeding inzake montagekosten schietbaaninstallatie
politiebureau
De heer Rutgers zegt dat zijn fractie zich niet met dit voorstel kan ver-
enigen. Het gaat in eerste instantie om een bedrag van 1705 DM, waarvan
in ieder geval minstens 560 DM door de gemeente wordt erkend, dus
over hoogstens, omdat er circa 10 staat, 1100 DM. Dat is een bedrag
waarover naar de mening van zijn fractie, niet in het buitenland moet
worden geprocedeerd. Daar komen zulke hoge kosten op en daar is zoveel
tijd mee gemoeid, dat in het algemeen al voor dergelijke bedragen naar
een tussenweg, naar een oplossing moet worden gezocht. Als die oplossing
niet kan worden gevonden, zou spreker er de voorkeur aan geven dat
burgemeester en wethouders het hoofd maar in de schoot leggen. Spreker
wil daar niet te diep op ingaan, omdat de positie van de gemeente bepaald
niet ijzersterk is. Spreker zou het college dringend willen vragen nog eens
te overwegen of het wel verantwoord is in deze een proces te gaan voeren.
De heer Enschedé zegt niet zo deskundig op het gebied van de kosten
van procederen te zijn als de vorige spreker. Spreker had naar aanleiding
van dit voorstel enige vragen willen stellen. welke echter al gedeeltelijk
door de vorige spreker zijn gesteld. Burgemeester en wethouders schrijven
in hun voorstel, dat, gelet op het advies van de advocaat van de gemeente,
zij van mening zijn, dat het zinvol is tot het voeren van verweer over te
gaan. Dat burgemeester en wethouders het zinvol achten kan op 2 ver-
schillende redenen zijn gegrond. De eerste reden zou kunnen zijn: recht is
recht, wij voelen ons genomen en daarom zullen wij het uitvechten. Dat is
de meer principiële kant van de zaak. Maar het kan ook zijn dat burge-
meester en wethouders die 1000 in de zak willen houden. Dat zou spre-
ker de commerciële opvatting willen noemen. Wanneer burgemeester en
wethouders de principiële opvatting huldigen, dan zal spreker zich nader
moeten beraden over zijn steun aan hun voorstel. Is de commerciële kant
van de zaak hun uitgangspunt, dan is z.i. de kans om het proces te winnen
zo klein, dat het ongetwijfeld nog meer gaat kosten. Ook op deze grond
kan spreker eigenlijk het voorstel van burgemeester en wethouders niet
steunen.
De heer Smit heeft zich met verwondering afgevraagd dat deze zaak bij
de gemeente terecht is gekomen. Hij heeft altijd aangenomen dat de bouw
van het politiebureau onder een directie is geschied en dat de gemeente
alleen opdrachtgeefster was. Hij neemt aan dat de c.v.-installatie en ook
de schietbaan in die opdracht begrepen waren. Of betreft het hier een
aparte opdracht van de gemeente? Afgezien daarvan is spreker het met