28 september 1967 173 De voorzitter: „Daar hebt u volkomen gelijk in en in de toekomst zullen wij het zo doen. Als de vertegenwoordiger van een firma een dergelijke toezegging doet gaat men daar toch in goed vertrouwen op af De heer Enschedé zegt, dat als de principiële kant van de zaak als punt wordt gesteld waarvoor moet worden gevochten en spreker heeft een beetje het idee dat er bij de voorzitter nog iets van de principiële kant zit dan wil spreker zich nader beraden. De voorzitter heeft gezegd dat het niet om de principiële kant van de zaak gaat maar alleen om de commerciële kant en dan moet spreker zeggen, dat van hem geen steun aan het voorstel is te verwachten. Spreker adviseert de gehele rekening nu te betalen en te proberen wat de rente betreft, er onderuit te komen. De voorzitter wijst er op, dat die gehele rekening zogenaamd eerder be- taald had moeten worden. Spreker vraagt of, als burgemeester en wet- houders de toezegging doen, dat zij het geding binnen de perken zullen houden van 1100 DM en dus zullen proberen tot een oplossing te komen, de raad hiermede kan instemmen. De heer Rutgers vraagt de toezegging, dat het college alleen opdracht zal geven om het proces korte tijd gaande te houden en zich desnoods daartoe te stellen en dan in ieder geval te zullen schikken en desnoods afdoen. Dat is de enige formulering waaronder spreker genegen is met het voorstel mee te gaan. De voorzitter: „Wat u gesteld hebt wil ik namens het college aanvaar- den." Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vast- gesteld. XI. VASTSTELLING DRANK- EN HORECAVERORDENING Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken onder volgno. 107. Vaststelling drank- en horecaverordening De voorzitter zegt dat de commissie voor de strafverordeningen in haar advies heeft gevraagd artikel 4.3, derde lid, aan te vullen met: „en wordt aan de verzoeker bij aangetekende brief toegezonden." Burgemeester en wethouders gaan met deze aanvulling akkoord. De heer Rutgers wil het college hulde brengen voor de voorbereiding van deze verordening. In het voorstel zijn in korte en duidelijke bewoor- dingen de belangrijkste punten van de nieuwe drank- en horecawet uiteen- gezet. Er is naar sprekers idee zeer tijdig een goede verordening tot stand gekomen, tijdig ook vöör de inwerkingtreding van de nieuwe wet, die een zegen zal blijken te zijn voor de drank- en horecabedrijven, omdat de be- staande wet verouderd is en tot bijzonder veel misstanden aanleiding geeft. Spreker gelooft dat de algemene stellingname tegenover deze materie niet krenterig is, in zoverre, dat burgemeester en wethouders ruimte hebben gelaten aan de horecabedrijven om datgene te doen wat hun taak is. Burgemeester en wethouders weten dat spreker over de kwestie van het instellen van beroep in het algemeen nog wel het een en ander te zeggen heeft. Hij zal dat niet nú doen want dat zou de zaak maar ophouden. Spre- ker vraagt zich nog steeds af, ook na verkregen inlichtingen van bevoegde instanties, of het niet nodig is dat aan art. 4.3 de mogelijkheid van beroep wordt toegevoegd in de in het derde lid genoemde gevallen. Dit punt houdt zijn fractie nog in beraad en tevens de vraag of niet meer uniformiteit in de beroepsregeling van de verschillende verordeningen kan worden ge- bracht. Hierop kan misschien bij de behandeling van de begroting worden teruggekomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1967 | | pagina 15