164
28 september 1967
De heer Rutgers is het met de heer van Berckel eens dat de tweede
versie van de verordening aanzienlijk beter is dan de eerste. Spreker wil
zich nog even met instemming aansluiten bij de suggestie van de heer
Verkouw, gedaan in de rondvraag van de vorige raadsvergadering, om
dergelijke belangrijke punten een maand eerder in de commissies te be-
handelen, opdat zij niet van de agenda behoeven te worden afgevoerd. Spre-
ker zou voor alle zekerheid willen vragen, eigenlijk wel wetende dat er in
voorzien is, of het nu ook de taak van de administrateur van de bedrijven
is een voorraadadministratie in orde te maken en de kredietbewaking te
verzorgen. Spreker meent dat deze punten van zodanig belang zijn, dat zij
nog even in de openbare vergadering dienen te worden genoemd.
De heer De Ruiter zegt dat in artikel 28 is bepaald, dat de verkoop-
prijzen zoveel mogelijk gesteld zullen worden op tenminste de kostprijs
berekend overeenkomstig de bepalingen van het vorige artikel. Spreker be-
grijpt hieruit dat kostprijs wei een grens naar beneden betekent en dat
blijkt ook uit de toelichting doch niet een grens naar boven. Spreker
dacht, dat in het algemeen in een verordening op het grondbedrijf als
basisprincipe thuis hoorde, dat de grondprijzen, hetzij bij verkoop hetzij
bij erfpacht, gebaseerd zijn op de kostprijs en niet „ten minste op de kost-
prijs", waarmee de overheid zich eigenlijk, gelijk iedere grondbezitter, op
de markt gaat bewegen, spreker wil niet zeggen als een marktkoopman
maar dan toch in ieder geval als een duidelijke marktfiguur. Spreker
meent, gezien de positie die de gemeente bij het verwerven van grond in-
neemt door de mogelijkheden die zij heeft met het middel van onteige-
ning, dat het onjuist is het principe van de vrije handel zô in artikel 28
te verankeren.
Wethouder Corver zegt dat de heer Verkouw heeft gevraagd waarom
ook voor het grondbedrijf het rente-omslagpercentage wordt aangehouden
en een pleidooi heeft gehouden om dat in de toekomst niet te doen. De heer
Verkouw heeft voorts gezegd dat het rente-omslagpercentage in 1952 is in-
gevoerd en dat men daar genoegen aan heeft beleefd. Dat heeft ook gegol-
den voor het grondbedrijf en spreker zou daarom willen zeggen dat de ge-
meente ook daaraan haar genoegen heeft beleefd. Nu de rente zo hoog is,
vindt de heer Verkouw het juister om bij verkoop van een stuk grond, de
volle rente en kosten die uit het aangaan van geldleningen voor de aankoop
van die grond voortvloeiden, in de prijs te verdisconteren. Spreker zou er
dan op willen wijzen, dat de betaalde rente bij de verkoopprijs van de
grond slechts een bescheiden rol speelt. In ieder geval is helemaal niet ge-
zegd dat, als de lening voor een bepaald stuk grond tegen een lage rente is
gesioten, de marktprijs van die grond niet veel hoger kan liggen. Mede in
antwoord op datgene wat de heer de Ruiter heeft gezegd, wijst spreker
er op, dat burgemeester en wethouders wei geen marktkooplieden zijn,
maar voor hen geldt als grondprijs toch wel degelijk de marktwaarde. Spre-
ker begrijpt niet hoe met een andere waarde gerekend zou kunnen wor-
den. Niet dat burgemeester en wethouders zo graag kooplieden zijn, maar
zij hebben nu eenmaal rekening te houden met de werkelijkheid. Wanneer zij
grond kopen en verkopen hebben zij rekening te houden met de prijs die op
het moment van de transactie op de markt geldt.
In aanvulling op hetgeen spreker in antwoord op de vraag van de heer
Verkouw heeft gesteld, zegt spreker, dat hij helemaal niet inziet waar-
om voor het grondbedrijf de bestaande regeling zou moeten worden ver-
anderd. Wat voor het grondbedrijf geldt, geldt ook voor de andere bedrij-
ven. De gemeente ais publiekrechtelijk orgaan koopt en verkoopt niet
alleen grond, maar verkoopt ook gas, water en elektriciteit, terwijl ook
diensten worden verleend waar renteberekening bij te pas komt. Spreker
ziet het nut van een wijziging van de bestaande regeling niet in. Hij ziet
alleen dat men daar geen genoegen aan zou beleven. Spreker zou de verga-