26 oktober 1967
187
bij te zetten aan zijn g'evoelen, dat het B.N.G. niet meer sociaal werkzaam is,
maar zich gewoon op de top van de markt beweegt, waar een aantal bouw-
ondernemers zich eveneens roert. Of dat van die bouwondememers goed
is wil spreker in het midden laten, maar hij vindt het in ieder geval van een
instelling die onder de vlag van de overheid vaart, een zeer bedenkelijke
handelwijze. Spreker vindt daarbij het argument van de Raad van bouw-
ondernemers, dat de gemeenten die aandeelhoudsters zijn in het B.N.G.,
tevens grote invloed kunnen hebben op de activiteiten van de particuliere
bouwondernemers n.I. doordat zij beschikken en beslissen over de grond-
verstrekking, bijzonder belangrijk. Het is n.l. tegenwoordig zo, dat het
overgrote deel van de woningen alleen maar gebouwd kan worden nadat
door de gemeente daarvoor grond beschikbaar is gesteld. Als dus inder-
daad het B.N.G. zô op de markt werkt dat er geen enkele sociale achter-
grond te constateren valt, dan zou dat inderdaad tot een oneerlijke concur-
rentiepositie kunnen leiden. Een dergelijke toestand is alleen gerechtvaar-
digd bij een sociale werkwijze van het B.N.G. Indien deze ontbreekt ont-
staat een constellatie die strijdig is met de bestaande rechtsopvattingen.
Spreker acht het daarom onmogelijk om deze brieven voor kennisgeving aan
te nemen. Hij vraagt of het niet mogelijk is dat burgemeester en wethou-
ders zich nader in deze materie verdiepen. Hij wil nu bepaald niet vragen
om zonder meer op de door hem genoemde voorbeelden te koersen en op
grond daarvan te besluiten de samenwerking met het B.N.G. te beëindigen
of iets dergelijks, hij vraagt alleen aan de hand hiervan na te gaan of er
eventueel aanleiding is aan het B.N.G. geen verdere medewerking te
verlenen.
De heer Verkouw zegt dat er enige moed voor nodig is met de heer de
Ruiter in het krijt te treden, want als er één raadslid is dat van het onder-
werp dat aan de orde is het meest insider is, dan is dat wel de heer de
Ruiter. Aan de andere kant heeft dit het winstpunt dat de zienswijze van
een expert naar voren is gekomen. De minder gelukkige kant van het
geven van zijn zienswijze is, dat de heer de Ruiter behalve lid van de raad
ook directeur is van de N.V. Macobouw te Amsterdam. Nu zegt artikel 52
van de gemeentewet, dat leden van de raad zich onthouden van medestem-
men over de zaken die hen persoonlijk aangaan of waarin zij als ge-
machtigde zijn betrokken. Gelukkig is de raad nu niet aan een stemming
toe, dat wil de heer de Ruiter ook niet, en spreker hoopt dat de raad daar
niet aan toekomt. Men zou kunnen stellen dat het betoog van de heer de
Ruiter niet in strijd is met de letter van de wet, maar spreker meent
toch wel dat er strijd is met de bedoeling die bij de wetgever
heeft voorgezeten, toen hij dit artikel formuleerde. Tot die opvatting ten-
zij de heer de Ruiter die straks zou kunnen weerleggen heeft de heer de
Ruiter grond gegeven door de wijze waarop hij voor de vrije markt, de
bouwondernemers, de n.v. Macobouw, een woord van propaganda heeft
gesproken.
Het B.N.G. is klein begonnen in een gemeente in Drenthe waarvan het
niet prettig is de naam te noemen n.I. de gemeente Westerbork. Daaruit is
voortgekomen de N.V. Bouwkas Noord Nederlandse Gemeenten. Inderdaad
was in de eerste plaats de doelstelling de minder draagkrachtigen te hel-
pen en daamaast het eigen woningbezit te bevorderen. Het gingomdekleine
gemeenten met kleine bouwcontingenten, waar landarbeiders woonden die
niet over genoegzame financiële middelen beschikten. Men wist nu zeker
dat er solide eenvoudige woningen gebouwd zouden worden met financieel
aantrekkelijke kanten. Het hoofdbezwaar van de bouwondernemers en spre-
ker neemt aan ook dat van de heer de Ruiter, is, dat het B.N.G. wat ver is
afgedwaald van de oorspronkelijke doelstelling. In de circulaire van de
Raad van Bouwondernemers staat, dat het B.N.G. is uitgegroeid tot een
onderneming die in hoofdzaak voor de midden en de hogere groepen werkt.