26 oktober 1967 191
uitgeoefend op de kwaliteit en de prijs van de te bouwen woningen" wel
onderschrijven. Zij zal dus zonder meer het B.N.G. niet aan de zijde van de
opdracht gevende bedrijven willen missen, hetgeen bovendien impliceert
dat zij de activiteiten van het B.N.G. niet uitsluitend beperkt wil zien tot
het bouwen voor minder draagkrachtige kopers. Van een optimaal resultaat
op het terrein van de woningbouw, als gevolg van concurrentie, mogen
in principe alle bevolkingsgroepen profiteren. De moeilijkheden bij het op-
treden van het B.N.G. liggen naar spreekster mening op een ander ter-
rein. Vele gestes van deze N.V. n.l., onderscheiden zich niet van een nor-
male bouw- en handelsonderneming, terwijl men toch graag colporteert met
het etiket van de sociale woningbouw. Juist deze situatie zaait wantrouwen
en niet alleen bij de bouwondernemers. Speciaal ook bij de woningbouw-
verenigingen krijgt men de indruk dat er sinds de oprichting van het B N G
een typische verschuiving van dienstbaarheid heeft plaats gehad waarvan
de consequenties ook door de gemeenten die in het B.N.G. deelnemen, niet
geheel en al kunnen worden overzien. Daarom gelooft spreekster da't het
zaak is dat de deelnemende gemeenten zich in de vergadering van aan-
deelhouders terdege vergewissen van de aard van de verschuiving der doel-
stellingen, wat die betekenen voor de bedrijfs- en winstpolitiek en wat daar-
van de consequenties zijn voor de winstbestemming en de reservering. Nu
het jaarverslag zojuist is uitgekomen vraagt spreekster burgemeester en
wethoudei s zich hier eens in te verdiepen, zich te vergewissen van hetgeen
hier nu is gezegd, en de raad t.z.t. een nota over deze materie aan te bieden.
De heer Willemse zegt dat de heren de Ruiter en Verkouw beiden één
zijde van deze kwestie hebben belicht. Spreker meent dat in beide betogen
bepaalde dingen wel waar zullen zijn. Hij vraagt zich alleen af of het wel
juist is op dit moment te stellen dat geen medewerking meer aan het
B.N.G. moet worden verleend. Spreker meent dat dit de kem van de zaak
is. Hij kan zich voorstellen dat op een zeker moment het B.N.G. weer een
aanvrage doet om in de gemeente te bouwen. Wanneer dat geval zich voor-
d°et, kan de raad, lering trekkende uit wat nu over het B.N.G. is gezegd,
deze aanvraag mogelijk wat kritischer bekijken. Spreker vindt het op dit
moment te ver gaan om zonder meer te beslissen geen medewerking meer
aan het B.N.G. te verlenen.
Wethouder Van Wijk antwoordt dat, wanneer het college de raad voor-
stelt dit stuk voor kennisgeving aan te nemen, dit bepaald niet inhoudt,
zoals de heer de Ruiter van mening is, een kiezen voor het standpunt van
het B.N.G., maar wordt dit gedaan omdat burgemeester en wethouders
menen dat deze brief geen aanleiding geeft tot het doen van een bepaald
voorstel. Voor kennisgeving aannemen betekent dat burgemeester en
wethouders er t.z.t. het hunne mee zullen doen, dus in de eerste plaats er
kennis van nemen wat van beide kanten is geschreven. Spreker gelooft
niet dat deze zaak z6 uitgelegd mag worden dat het college al heeft ge-
kozen voor het standpunt van het B.N.G. want evenzeer wordt het schrijven
van de Raad van bouwondernemers voor kennisgeving aan.genomen.
Toch is het wel goed dat deze materie eens ter tafel komt omdat ook
wel bij het college de gedachte bestaat dat de ontwikkeling van het B.N.G.
tendeert in de richting van het commerciële. Spreker wil dat rustig zeggen.
De sociale opzet van het B.N.G. was goed en mooi, maar spreker zal
voorlopig zijn persoonlijke mening naar voren brengen hij dacht wel
aat er symptomen zijn die wijzen op een eenvoudig mee gaan concurreren
op de bouwmarkt. Heel markant vindt spreker de feiten die de heer de
Ruiter noemt met betrekking tot het rentepercentage. Wanneer dat inder-
aaad gemiddeld 7]/4 bedraagt, wat van alle hypotheekbanken het hoogste
percentage is, terwijl er dus/'8V4 is bedongen, dan vraagt spreker zich af J
waar de sociale opzet van fet B.N.G. blijft. Wanneer spreker dan ziet dat