16
25 januari 1968
De voorzitter: „In de vergadering van 30 november 1967 is besloten het
voorstel wat betreft punt a aan te houden."
De heer de Kuiter zegt dat in de vergadering van 30 november 1967 de
discussie is uitgemond in de algemene opvatting dat de raad de moge-
lijkheid moest krijgen om punt a ook goed te keuren. Om de aanvrage
wat punt b betreft niet te vertragen, is toen voorgesteld spreker meent
dat zelf te hebben gedaan punt a aan te houden en dat burgemeester
en wethouders over twee weken met een nieuw voorstel zouden komen
om de raad de gelegenheid te geven de gevraagde medewerking te ver-
lenen. Dat hebben burgemeester en wethouders niet gedaan.
De voorzitter meent dat de heer de Ruiter er van uitgaat, dat de raad
bij zijn eerste mening is gebleven. In de vergadering van 30 november is
punt a van het ontwerp-besluit aangehouden omdat er toen mogelijk wel
een meerderheid was om de gevraagde medewerking te verlenen. In het
nu ingediende voorstel handhaven burgemeester en wethouders hun oor-
spronkelijk ingenomen standpunt. Het is nu aan de raad daarover te be-
slissen. Burgemeester en wethouders hebben het idee dat meerdere leden
van de raad sinds 30 november hun mening over dit punt hebben gewijzigd.
Meent de heer de Ruiter dat in de vergadering van 30 november de meer-
derheid van de raad zijn zienswijze deelde?
De heer de Buiter begrijpt dat het een heel vervelende en moeilijke dis-
cussie is. Uit de notulen blijkt dat de heer Rutgers het ontwerp-besluit
zodanig geamendeerd wilde zien, dat de raad de gevraagde medewerking
voor a en b kon verlenen. Dat is een duidelijke uitspraak. Toen heeft de
voorzitter gevraagd de opinie van de overige leden van de raad te mogen
horen (er waren nog 8 leden die hun stem in deze zaak niet hadden ver-
heven) en toen heeft alleen de heer Scheer te kennen gegeven dat. hij er niet
voor voelde punt a te aanvaarden.
De voorzitter zegt dat in die vergadering, juist omdat burgemeester en
wethouders meenden dat, als de raad in de aanschaffing van de naai-
machines zou bewilligen, het besluit niet zou worden goedgekeurd en om-
dat burgemeester en wethouders dit liever voorkwamen, het voorstel om
punt a aan te houden ook door burgemeester en wethouders is aanvaard.
De heer de Buiter: „Hadden we dat geweten dan hadden we meteen
ja of nee kunnen zeggen. Het is ons voorgedragen als een procedurekwes-
tie."
Wethouder Corver meent dat in de vergadering van 30 november is ge-
zegd, dat burgemeester en wethouders bereid waren punt a aan te houden
en dat zij nadere inlichtingen zouden inwinnen. Dat was de bedoeling.
Burgemeester en wethouders hebben de uitslag van die inlichtingen aan de
leden van de commissie voor het onderwijs gegeven. Spreker dacht dat dit
zo klaar was als een klontje. Vandaar dat spreker zojuist sprak van een
procedurekwestie. Het gehele college, en spreker meent ook de rest van de
raad, is er van overtuigd dat het oorspronkelijke voorstel van burgemeester
en wethouders om in de meerdere naaimachines niet te bewilligen, nog
overeind staat en dat daarover een beslissing moet worden genomen.
De heer de Buiter zegt dat, nu blijkt dat de standpunten niet tot elkaar
kunnen worden gebracht, spreker zich gedwongen ziet zich er bij neer te
leggen. Spreker attendeert er op dat als het zo is als de wethouder zegt,
op het ogenblik feitelijk het debat over de naaimachines moet worden
hervat.
De voorzitter vraagt of de heer de Ruiter het noodzakelijk vindt daar
weer een uitgebreid debat over te gaan houden. Hij kan begrijpen dat de
heer de Ruiter bij zijn zienswijze inzake de naaimaehines blijft.