25 januari 1968
5
Het is weer een beetje op de lange baan schuiven, zo van het komt t.z.t.
wel met het streekplan. Spreker betwijfelt of burgemeester en wethou-
ders nog méér kunnen doen. Spreker had graag gezien dat er een concreter
antwoord was gegeven, waarin een kortere termijn zou zijn aangegeven.
De voorzitter wijst er op, dat dit het antwoord is op een brief die burge-
meester en wethouders al heel lang geleden verzonden hebben. Dit is
niet het antwoord op de brief die na de begrotingsbehandeling is gezonden.
De heer Hupkes wil het gesprokene door de heer Enschedé zwaar on-
derstrepen. De heer Enschedé heeft z.i. over de brief van gedeputeerde
staten nog zeer vriendelijk gesproken. Spreker vindt het antwoord van
gedeputeerde staten bijzonder teleurstellend. Hij vraagt in hoeverre bur-
gemeester en wethouders nog mogelijkheden hebben om nogmaals te pro-
beren een meer positief geluid van de kant van gedeputeerde staten te
krijgen.
De voorzitter weet niet of de heer Hupkes gisteren in de krant het ver-
slag van de vergadering van de provinciale staten heeft gelezen. Daaruit
blijkt n.l. dat de verschillende fracties er herhaaldelijk op hebben geat-
tendeerd, dat er nu eindelijk wegen moesten komen. Spreker gelooft dat
deze zaak daar ook meer op haar plaats is.
Rapport commandant vrijwillige brandweer.
De heer Scheer vraagt of deze zaak de volledige aandacht van het col-
lege zal blijven houden.
De heer Verkouw wil geen debat openen over de brandweer, maar zit
een beetje met de aanduiding ,,ter inzage". Er is een nieuwe commandant
van de brandweer opgetreden en deze heeft het nodig geoordeeld aan het
college rapport over de stand van zaken bij de brandweer uit te brengen.
Artikel 209 van de gemeentewet luidt: tot het dagelijks bestuur van de
gemeente, aan burgemeester en wethouders opgedragen, onder meer be-
hoort de zorg voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand,
het beperken van brandgevaar, alsmede het voorkomen en beperken van
ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt." Spreker
meent dat het rapport van de commandant t.z.t. wel zai uitmonden in een
voorstel van burgemeester en wethouders aan de raad, om het benodigde
materieel en materiaal aan te schaffen. Als het een vriendelijkheid van
burgemeester en wethouders is om dit rapport ter kennis van de raad te
brengen, dan meent spreker dat het nu bij de raad niet thuis hoort. Het
zou kunnen zijn, dat, als er eens iets zou gebeuren, burgemeester en wet-
houders zouden zeggen, dat de raad er ook van geweten heeft. Dat wil
spreker maar even veilig stellen, om een brandweerterm te gebruiken.
De heer Enschedé meent dat het van goede zorg zou getuigen wanneer
de raad dit stuk niet zö maar zou laten passeren, maar burgemeester en
wethouders zou vragen hetzij nu hetzij bij een andere gelegenheid een
toelichting daarop te geven.
De heer Smit vraagt of binnenkort een nader rapport kan worden ver-
wacht.
De voorzitter antwoordt dat uit art. 209 der gemeentewet blijkt, dat
de zorg voor de brandweer een taak is van het college van burgemeester
en wethouders. In de begrotingsvergadering is, toen de brandweer ter
sprake kwam, over dit rapport gesproken en toen hebben burgemeester en
wethouders op een desbetreffende vraag toegezegd dit rapport voor de
raad ter inzage te zullen leggen. Het is dus geen vriendelijkheid van de
zijde van het college geweest waaraan voor de raad eventueel consequen-
ties zouden zijn verbonden. De raad is nu op de hoogte hoe het met het