21
3e afd.
29 februari 1068
2. De omstandigheden bij het begin van het sehoolgeldjaar zijn bepalend
voor de heffing van het schoolgeld. Wordt een leerling in de loop van
het schoolgeldjaar ingeschreven dan treedt te zijnen aanzien het tijd-
stip van inschrijving voor het begin van het schoolgeldjaar in de plaats.
Artikel 4
Afschrijving wegens on- of minvermogen.
1. Indien de schoolgeldschuldige niet in staat is, anders dan met buitenge-
woon bezwaar het schoolgeld of het volle schoolgeld te betalen, kan
het schoolgeld geheel of gedeeltelijk worden afgeschreven.
2. De afschrijving, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, wordt slechts
verleend op schriftelijk verzoek van de schoolgeldschuldige. Op dit ver-
zoek wordt niet beslist alvorens de ontvanger der gemeente is gehoord.
Artikel 5
Delegatie.
Krachtens het bepaalde in artikel 301 van de gemeentewet treedt, voor
de toepassing van de artikelen 297, 299 en 300 dier wet ten opzichte van
deze verordening, in de plaats van de gemeenteraad, van de burgemeester
en wethouders of van de burgemeester, het hoofd van de seeretarie-afde-
ling belastingen.
Artikel 6
Kohier.
1. Van de aanslagen van hen, die volgens de voorafgaande bepalingen
schoolgeld zijn verschuldigd, worden kohieren opgemaakt.
2. Deze kohieren worden ter invordering gezonden aan de ontvanger der
gemeente,
Artikel 7
Verzendlng aanslagbiljetten.
De ontvanger der gemeente zendt zo spoedig mogelijk, nadat hem een
kohier, a!s bedoeld in artikel 6, ter invordering is toegezonden, aan elke
schoolgeldschuldige een aanslagbiljet.
Artikel 8
Betallng schoolgeld.
1. Het schoolgeld moet worden voldaan op de wijze en met inachtne-
ming van de termijnen, zoals deze op het aanslagbiljet zijn aangegeven.
2. Het schoolgeld is verschuldigd in vier gelijke termijnen, welke niet
korter dan een maand mogen zijn en waarvan de verschijndagen zo-
danig worden vastgesteld, dat het schoolgeld neg voor het einde van
het schoolgeldjaar kan zijn voldaan. Vermeldt de dagtekening van het
aanslagbüjet een latere maand dan de zevende van het schoolgeldjaar,
dan is de aanslag invorderbaar in drie gelijke termijnen, waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, welke
in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld; de tweede en de
derde termijn telkens een maand later.
3. De yerplichting tot betaiing wordt niet opgeschort door het indienen
van een bezwaar- of een beroepschrift tegen de aanslag wegens school-
geld.