47
2e afd.
25 april 1968
het ingevolge de pensioenwetgeving daarop toepasselijke verme-
nigsvuldigingsgetal, alsmede de inkomsten uit algemene voorzie-
ningen in enigerlei vorm, strekkende tot feitelijke verhoging van
het pensioen, met dien verstande, dat, indien meer dan drie kinde-
ren deelnemer worden tengevolge van het overlijden van de ouder,
waardoor zij volle wees worden, voor hen gezamenlijk het ge-
noemde percentage wordt beperkt tot 70;
voor degenen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub j:
het bedrag van de laatstelijk voor het ontslag aan de dienstbe-
trekking verbonden wedde als bedoeld in artikel 8 van de ont-
werp-wachtgeldregeling, vastgesteld door het Centraal Orgaan als
bedoeld in artikel 7 der gemeenschappelijke regeling bedoeld in
artikel 1, sub j;
voor degenen, bedoeld in artikel 8, vierde lid:
het bedrag gelijk aan het laatstelijk genoten ambtelijk inko-
men als bedoeld in artikel C 1 van de Algemene burgerlijke pen-
sioenwet
voor degenen, die het deelnemerschap hebben herkregen op grond
van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, onder f: het bedrag ge-
lijk aan het laatstelijk genoten ambtelijk inkomen als bedoeld in
artikel C 1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, jaarlijks ge-
wijzigd op de wijze, zoals in artikel 11, derde lid, is bepaald ten
aanzien van het maximum bedrag, waarover de bijdrage wordt
berekend.
2. Ten aanzien van degene, bedoeld in artikel 3, sub d, vindt het bepaalde
in het eerste lid overeenkomstige toepassing.
3. De bezoldiging van een deelnemer die een niet volledige dagtaak be-
kleedt of vöôr zijn pensionering of op wachtgeldstelling bekleedde,
wordt door het bestuur naar een volledige dagtaak herberekend.
Artikel 11
1. de deelnemer draagt een door het bestuur bij de vaststelling van de
begroting voor alle deelnemers te bepalen gelijk percentage van ziin
bezoldiging bij.
2. Voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde bijdrage blijft met
ingang van 1 januari 1968 buiten beschouwing hetgeen de in het des-
betreffende kalenderjaar te ontvangen bezoldiging meer bedraagt dan
19.300,Dit bedrag wordt, indien het deelnemerschap een gedeel-
te van het kalenderjaar duurt, naar evenredigheid verminderd.
3. Indien in de loop van enig jaar in de bezoldiging van de deelnemers
wijzigingen worden aangebracht, welke een algemeen karakter dragen,
wordt met ingang van 1 januari daaropvolgende door het bestuur het
maximum-bedrag, waarover de bijdrage wordt berekend, in overeen-
komstige mate gewijzigd en naar boven afgerond op een veelvoud van
honderd gulden. Daarbij wordt telkenmale uitgegaan van het laatstelijk
door het bestuur vastgestelde bedrag. De tweede zin van lid 2 is van
overeenkomstige toepassing.
4. De bijdrage van de in dienst van een gemeente, een lichaam of een
instelling zijnde deelnemer wordt door die gemeente, dat lichaam of
die instelling bij iedere uitbetaling van bezoldiging ingehouden of in
voorkomend geval op andere wijze ingevorderd en vermeerderd met een
gelijk bedrag als bijdrage van die gemeente, dat lichaam of die instel-
ling op de door het bestuur te bepalen plaats, tijd en wijze in de kas
van het instituut gestort.
V.
VI.
VII.