VOORSCHRIFTEN DEEL UITMAKENDE VAN HET BESTEMMINGS- PLAN „ZANDVOORTSELAAN-ASTERKADE" A. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1. het plan: het bestemmingsplan, vervat in de sub 2 bedoelde kaart en in deze voorschriften; 2. de kaart: de bij het besluit tot vaststelling van het plan behorende tekening no. 4.42B.3; 3. het plangebied: het geheel van gronden, water daaronder begrepen, dat door de grens van het plan wordt omsloten; 4. bebouwingsoppervlak: het door bestemmingsgrenzen op de kaart om- geven oppervlak, binnen hetwelk volgens deze voorschriften bepaalde gebouwen mogen worden opgericht; 5. bouwperceel: het aaneengesloten grondoppervlak, water daaronder be- grepen, waarop krachtens het plan een zelfstandige bebouwing met een gebouw of bij elkaar behorende gebouwen is toegestaan; 6. meergezinshuiseen gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk bo- ven elkaar gelegen woningen omvat; 7. aangebouwd gebouw: een gebouw dat aan één zijde door een scheids- muur is begrensd; 8. bestaande gebouwen: hoofd- en bijgebouwen welke op de eerste dag van ter visielegging van het ontwerp van het plan reeds bestaan of na die dag worden opgericht ingevolge een reeds verleende of nog te verlenen, reeds aangevraagde bouwvergunning. Artikel 2 1. Indien in deze voorschriften wordt gesproken van boeihoogte, dan wordt deze gemeten van de bovenkant van het aanliggende afgewerkte terrein tot de bovenkant van de goot of indien een platte afdekking wordt toegepast tot de bovenkant van het boeiboord van het platte dak. Het afgewerkte terrein wordt bij voor bewoning bestemde gebouwen geacht te liggen 20 cm beneden de bovenkant van de onderdorpel van de hoofdtoegangsdeur van het gebouw, tenzij burgemeester en wethou- ders anders bepalen. 2. Indien in deze voorschriften wordt gesproken van voorgevelbreedte, dan wordt daarvoor de onderlinge afstand van de begrenzende zijmuren hart op hart gemeten. 3. Indien in deze voorschriften wordt gesproken van bebouwingsdiepte, dan wordt deze gemeten vanuit de aan de wegzijde gelegen grens van het bebouwingsoppervlak. 4. De onderlinge afstanden van niet-evenwijdige gevels en de afstanden van gevels tot daarmede niet evenwijdige erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Artikel 3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover dit stedebouwkundig aanvaardbaar moet worden geacht, al dan niet onder door hen te stellen voorwaarden, vrijstelling te verlenen van bepalingen van het plan voor: a. het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 55