gebruik zijn voor andere doeleinden dan waarvoor zij blijkens de bestem-
ming ingevolge het plan mogen worden gebruikt, mogen voor die doel-
einden in gebruik blijven behoudens onteigening overeenkomstig de wet.
Artikel 21
1. Het is verboden het in artikel 20 bedoelde gebruik van onbebouwde
gronden zodanig te veranderen dat die gronden minder geschikt worden
voor realisering van de doeleinden waarvoor die gronden blijkens hun
bestemming mogen worden gebruikt.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt ingebruik-
neming van grond als stortplaats of als opslagterrein anders dan ter
realisering van het plan, aangemerkt als een gebruiksverandering,
waardoor de desbetreffende grond voor realisering van de doeleinden
waarvoor die grond bestemd is, minder gesehikt wordt.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het
eerste lid vrijstelling te verlenen. Vrijstelling kan worden verleend
voor onbepaalde tijd behoudens wederopzegging of voor bepaalde tijd.
4. Vrijstelling voor onbepaalde tijd of voor een periode langer dan vijf
jaren moet worden geweigerd indien gelet op de aard van het voor-
genomen gebruik en de ligging van de grond hetzij de mogelijkheid
tot realisering van het plan of van een aangrenzend bestemmingsplan,
hetzij een ongestoord gebruik van gronden en gebouwen in de naaste
omgeving in ernstige mate zou worden gestoord.
5. Vrijstelling voor bepaalde tijd mag alleen worden geweigerd indien het
voorgenomen andere gebruik kan leiden tot stoornissen als bedoeld in
het vierde lid en niet door het stellen van voorwaarden of anderzins
in middelen tot opheffing van die stoomissen kan worden voorzien.
Artikel 22
1. Het is verboden het in artikel 20 bedoelde gebruik van bestaande ge-
bouwen te veranderen ter realisering van doeleinden welke met de
bestemming van de grond niet te verenigen zijn.
2. Indien een bestaand gebouw zich bevindt op grond waarop bebouwing
is toegelaten en de verandering in het gebruik strekt ter realisering
voor handels-en bedrijfsdoeleinden, terwijl de grond niet voor zodanige
doeleinden, c.q. voor handels- of bedrijfsdoeleinden van andere aard
is bestemd, wordt voor de toepassing van het bepaalde in het eerste
lid het voorgenomen andere gebruik aangemerkt als gebruik dat met de
bestemming van de grond niet te verenigen is.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het
eerste lid vrijstelling te verlenen.
Vrijstelling kan worden verleend voor onbepaalde tijd behoudens weder-
opzegging of voor bepaalde tijd.
4. Vrijstelling voor onbepaalde tijd of voor een periode langer dan vijf
jaren moet worden geweigerd in de navolgende gevallen:
a. indien het gebouw zich bevindt op grond welker bestemming voor
realisering van gemeentewege in aanmerking komt;
b. indien gelet op de aard van het voorgenomen gebruik en de lig-
ging van het gebouw hetzij de mogelijkheid tot realisering van
bestemmingen van het plan hetzij een ongestoord gebruik van gron-
den en gebouwen in de naaste omgeving in emstige mate zou worden
gestoord en niet door het stellen van voorwaarden of anderszins in
middelen tot opheffing van die stoomissen kan worden voorzien.
5. Vrijstelling voor bepaalde tijd mag alleen en moet worden geweigerd
indien het voorgenomen andere gebmik kan leiden tot stoornissen