rn
sm
wmm
55
4e afd.
25 april 1968
De heer P. A. M. Hoogeveen deelt ons bij brief van 10 april mee bereid
te zijn de exploitatie van het theater voort te zetten onder bepaalde voor-
waarden. Vergelijking tussen deze voorwaarden en het voorstel van ons
college brengt de volgende verschillen aan het licht:
1. de periode van drie jaar waarin jaarlijks 30.000,extra subsidie wordt
verleend, wijzigt de heer Hoogeveen in een periode van vijf jaar. Hij
motiveert dit door erop te wijzen dat een periode van vijf jaar is vereist
om de betaling van rente en aflossing op het te investeren bedrag te
kunnen verriehten. Wij zijn van mening dat een periode van drie jaar
voldoende is om te kunnen aantonen dat het theater op verantwoorde
wijze kan worden geëxploiteerd.
Het te investeren bedrag kan onder verband van eerste hypotheek wor-
den opgenomen, hetgeen de geldgever volledige garantie biedt.
2. De heer Hoogeveen is niet bereid de verstrekte geldleningen te resti-
tueren bij overlijden van de huidige eigenaar.
Restitutie zou derhalve ook niet plaatsvinden indien de erven het thea-
ter vervreemden of een andere bestemming geven. Wij achten dit onaan-
vaardbaar. De extra subsidie wordt verleend om de voortzetting van de
exploitatie van het theater in het belang van de plaatselijke gemeen-
schap mogelijk te maken. De mogelijkheid dat derden hiervan profiteren
moet daarom worden uitgesloten.
De heer Hoogeveen is bereid de gemeente een recht van voorkeur tot
koop van het theater te verlenen. Wij achten dit geen aanvaardbaar
alternatief. Wij wensen de eigendom van het theater met alle daaraan
verbonden lasten niet te verwerven.
3. De eigenaar van het theater zwijgt over het restitueren van de ver-
strekte geldleningen indien blijkt dat de exploitatie van het theater niet
kan worden voortgezet.
Bovendien stelt hij de voorwaarde dat de geldleningen worden kwijt-
gescholden indien het theater in financieel en cultureel opzicht op ver-
antwoorde wijze is geëxploiteerd.
Wij hebben voorgesteld in dit geval de mogelijkheid van restitutie open
te houden, afhankelijk van de financiële resultaten. Wij hebben als
criterium voor de financiële exploitatie gesteld, dat de inkomsten en
uitgaven met elkander in evenwicht zijn, indien nodig mede door een
gemeentelijk subsidie in de orde van grootte van 30.000,per jaar.
De heer Hoogeveen vermeldt deze toevoeging niet. Wij achten deze toe-
voeging echter noodzakelijk om te voorkomen dat de exploitant van
oordeel is dat genoemd evenwicht aanwezig wordt geacht indien de uit-
gaven worden gedekt niet alleen door de subsidie van 30.000,fonds
perdu, maar ook door het bedrag van 30.000,onder hypothecair
verband.
4. Ons voorstel beoogt duidelijk door het verlenen van extra financiële hulp
gedurende drie jaar de ontwikkeling van het theater zodanig te stimu-
leren dat voortzetting van de exploitatie daarna mogelijk is, eventueel
mede met behulp van een subsidie in de orde van grootte van 30.000,
per jaar. De heer Hoogeveen stelt hiertegenover dat na 1 juli 1973 de
verdere voortzetting van de exploitatie in onderling overleg nader kan
worden bezien. De mogelijkheid tot het verkrijgen van een veel hogere
subsidie wordt hierdoor geheel opengehouden, hetgeen onze bedoeling
juist niet is. Wij wensen geen vaagheid, maar een duidelijke regeling,
hetgeen in het belang van beide partijen is.
Het door de heer Hoogeveen geformuleerde pakket van voorwaarden
Î5