208
25 juli 1968
eerste 10 jaar voorgoed uit is met welk centrum dan ook. Is het ook niet
van belang te bedenken dat f 30.000,van 10 jaar geleden nu en zeker
in de toekomst, geen f 30.000,meer is, en rechtvaardigt dit op zich zelf t
al geen verhoging van het bestaande subsidie?
Recapitulerend zou spreker namens de voorstellers, voor zover deze er
geen behoefte aan hebben daarvoor zelf nog te pleiten, een dringend
beroep op de leden van de raad willen doen om hun stem aan het inge-
diende voorstel te geven. Een voorstel dat in onderdelen natuurlijk aan-
vechtbaar is; de indieners zijn zich daarvan bewust. Het heeft echter
anderzijds de verdienste dat door de financiële medewerking van de ge-
meente, welke binnen redelijke grenzen blijft, het voortbestaan van het
Minervatheater voor ten minste 3 jaar wordt gegarandeerd en de moge-
lijkheid wordt geschapen de exploitatie ook daarna voort te zetten.
De heer Willemse spijt het, met alle waardering voor de verve waarop
de heren De Ruiter en Verkouw hun voorstel verdedigden, dat zij hem en
zijn fractie, behalve de heer Van der Hulst, niet hebben kunnen overtui-
gen dat het standpunt dat zijn fractie hieromtrent inneemt, onjuist is.
Natuurlijk zal sprekers fractie het enorm jammer vinden wanneer het
Minervatheater gesloten zal moeten worden. Er zijn echter in het nieuwe
voorstel niet voldoende punten welke een grote verbetering zouden zijn
ten opzichte van het raadsbesluit van 25 april. De heer Hoogeveen heeft
na 25 april de mogelijkheid gehad om de exploitatie van het Minerva-
theater 3 jaar voort te zetten met een hogere subsidie dan nu wordt
voorgesteld. Sprekers fractie is van mening, dat de heer Hoo.geveen zijn
risico geheel wil afwentelen op de schouders van de gemeente. Dit acht
sprekers fractie onjuist. Spreker heeft van de heer Verkouw beluisterd
dat de tendens van de uitkomsten van het Minervatheater voor 1967 en
1968 aanmerkelijk beter is, of dat de tendens is dat er een vooruitgang
is, dan wel dat er voor 1968 een ruimer programma kan worden geboden
dan het jaar daarvoor, als spreker het tenminste juist zegt (de heer
Verkouw geeft te kennen dat dit niet juist is). Als het dan blijkbaar noch
het een noch het ander is, dan wordt het voor spreker nog moeilijker om
met het ingediende voorstel mee te gaan. Hij meent dat, wanneer die
vooruitgang zich nu al wat aftekent en daamaast een kring van des-
kundigen rond de heer Hoogeveen wordt gevormd, dit voor de heer Hoo-
geveen een stimulans temeer zou kunnen zijn om in te gaan op het raads-
besluit van 25 april. Het spijt spreker bijzonder dat de heer Hoogeveen,
vooral met zijn brief van 29 juni, van zijn kant de deur sluit. Spreker
had dat eigenlijk niet verwacht. Spreker is n.l. van mening dat er in het
voorstel van 25 april wel degelijk mogelijkheden voor verdere exploitatie
van het Minervatheater zitten, tenminste wanneer het optimisme dat van
verschillende kanten wordt geuit, wordt bewaarheid. Wanneer de heer
Hoogeveen zelf al zö pessimistisch is ten opzichte van de gang van
zaken in de komende 3 jaar, dan zal het nieuwe voorstel hem ook geen
kansen bieden. Met opzet sprak spreker van 3 jaar omdat hij meent dat
het noemen van een termijn van 6 jaar niet helemaal juist is. Van het
begin af aan is gesproken over een periode van 3 jaar. Er is alleen in het
voorstel van 25 april, bij wijziging, nog een periode van 3 jaar ingelast
louter en alleen ten behoeve van de heer Hoogeveen maar meer nog ten
behoeve van zijn eventuele nabestaanden. Met betrekking tot de voortzet-
ting van de exploitatie is geen termijn van 6 jaar in het geding geweest
maar een termijn van 3 jaar. Spreker blijft er bij dat de extra financiële
hulp niet langer dan gedurende 3 jaar moet worden geboden. Wanneer er
inderdaad reëele mogelijkheden met betrekking tot het Minervatheater
zijn, moet die periode voldoende worden geacht om die mogelijkheden te
kunnen aantonen.
Spreker heeft bij de behandeling van het eerste voorstel al gezegd, dat