212
25 juli 1968
waar de eerste 10 jaar geen schijn van kans op is. Daarvoor zal een com-
mercieel en cultureel zeer deskundig leider moeten worden aangetrokken,
die een behoorlijk salaris zai moeten verdienen. Zo'n leider moet een t
schaap met 5 poten zijn als men tenminste nagaat wat er met de Doelen
in Rotterdam is gebeurd en wat er in Haarlem met Peter Lohr gebeurt.
Niemand kan artistiek verantwoord iets doen en tevens een theater als
een zaak drijven. Spreekster ergert zich er aan als het Minervatheater,
überhaupt een theater, wordt vergeleken met een kruidenierszaak. Na-
tuurlijk is het heel iets anders of men winst wil maken of dat men het
culturele leven wil bevorderen. Cultuur en winst maken zijn helaas zaken
die elkaar eenvoudig uitsluiten. Spreekster wil hierbij de heer Willemse
antwoorden op diens opmerking, dat de zaal van het Minervatheater vaak I
voor 80% leeg is. Iemand heeft uitgerekend dat het Rijk per bezette stoel
in iedere voorstelling in de Stadsschouwburg in Amsterdam f 25,bij-
draagt en dat 11% van de bevolking naar de schouwburg gaat. Wanneer,
zei een vrolijke ambtenaar die dat had uitgerekend, men de mensen zou
laten kiezen tussen f 25,en een kaartje voor de schouwburg, dan zou
iedereen die f 25,nemen en dan is het probleem opgelost en kunnen
de schouwburgen worden gesloten.
De heer Wiliemse: „Vraagt de burger daar dan niet om?"
Mevr. Cohen antwoordt dat de burger daar niet om vraagt. De burger
zou inderdaad liever 25,hebben. Moet er echter, gegeven het betreu-
renswaardige feit dat er maar 11% van de mensen een schouwburg be-
zoekt, de conclusie worden getrokken: dus is er geen behoefte aan schouw-
burgen? Dan kan men ook wel zeggen: er is geen behoefte aan gedichten
want er zijn misschien maar 100 mensen die ze lezen. Spreekster wil
tegen de redenering dat het Minervatheater maar moet worden gesloten
omdat er altijd zoveel lege stoelen zijn, ten sterkste in opstand komen,
want als men zo redeneert kan er helemaal niets meer op het gebied van
cultuur bestaan. Als de raad zegt: ,,cultuur is hier niet nodig" dan zijn
we uitgepraat. Als de raad zegt: „natuurlijk moet er hier iets zijn, al is
het in een heel andere gedaante dan we nu hebben" dan wijst spreekster
er op dat haar fractievoorzitter al duidelijk heeft gemaakt dat dit binnen
10 jaar niet is te verwezenlijken en zeker een miljoen zal kosten. Dat is
dus niet reëel. Er wordt zo vaak geroepen: „laat het bedrijfsleven helpen".
Het bedrijfsleven kijkt echter wel uit, want het Minervatheater is geen
winstobject. De vraag naar rentabiliteit van het Minerva-theater vindt
spreekster volkomen onjuist, want iedereen weet dat het Minervatheater
nooit en te nimmer rendabel kan zijn en dat komt omdat de gemeente te
lage subsidies heeft gegeven.
Spreeksters fractie vindt het financieel onverantwoord om de eerste
oplossing: n.l. een nieuw cultureel centrum, te kiezen, dus moet er, zoals
mevr. Vriesendorp heeft gezegd, geroeid worden met de riemen die er
zijn. Die riemen vinden velen niet zo best. De bezwaren zijn dat het een
bioscoop is; een particulier wordt gesubsidieerd; er is geen parkeerruimte
en de akoestiek in de zaal is slecht. Men kan natuurlijk veel opnoemen
wat slecht is, maar het altematief is het is al honderd keer gezegd
dan is er niets.
Spreekster wil een vergelijking maken met de restauratie van het Oude
Slot. Zij heeft indertijd voor het tweede krediet vödr de restauratie ge-
stemd, omdat zij het o.a. financieel onverantwoord vond dat een ton, welke
reeds eerder aan de restauratie was besteed, anders zou zijn weggegooid.
Gelukkig heeft de raad er in toegestemd de overblijfselen van het Oude
Slot, welke toch werkelijk onvervangbaar waren, te restaureren. Spreek-
ster heeft tot haar innige vreugde een van de meest fervente tegenstan-
ders tegen dat voorstel, toen hij bij het Oude Slot stond zoals het op het
ogenblik is, in zichzelf horen mompelen maar spreekster heeft het