214 25 juli 1968 paar jaar geleden, bij de behandeling van subsidie-aanvragen, al eens opgemerkt en op dat standpunt blijft hij staan, dat men het walletje bij het schuurtje moet houden. In het ter tafel liggend voorstel staat: „Door overleg met de financieel adviseur van de heer Hoogeveen hebben wij de zekerheid gekregen dat dit voorstel voor de exploitant van het Minervatheater aanvaardbaar is." Spreker wil dat, ook al wordt hem niet een verklaring te dien aanzien voorgelegd, nog wel even geloven, maar dan ook maar even. Want als hij de brief van 25 juni van de heer Hoogeveen leest, dan komt daar een passage in voor welke hem frappeert in verband met het voorstel dat nu gedaan wordt, nl.: „Afgezien daarvan, wordt blijkbaar van mij verwacht een extra schuld van 50.000,bij mijn bankier aan te gaan voor het uitvoeren van opknapwerk, waarvoor de aflossing uit 3 exploitatiejaren zou moeten komen." Hierin komt geen verandering door het voorliggende voorstel te aanvaarden. Spreker trekt het dan ook een tikje in twijfel dat de heer Hoogeveen voor 100% met het nieuwe voorstel akkoord gaat. Zal de heer Hoogeveen niet zeggen: „ik heb me daarop beraden maar ik zit nog met het opknapwerk." En wat doet de raad dan? Moet er dan weer een nieuw voorstel komen? Spreker komt nog wel eens in het Minerva- theater, maar dat opknapwerk moet gebeuren wil er, afgezien van de organisatie, een betere exploitatie mogelijk zijn. Voor dât feit zal de heer Hoogeveen komen te staan en daaraan wordt met het nieuwe voorstel niet tegemoet gekomen. Spreker zal zich houden bij het besluit van 25 april. Hij ziet heel weinig in nieuwe experimenten. De heer Van Berckel heeft met belangstelling geluisterd naar het be- toog van mevr. Cohen. Mevr. Cohen heeft een emotioneel beroep op de raad gedaan om mee te werken aan het behoud van het Minervatheater. Spreker gelooft echter dat zij bij de raad aan het verkeerde adres is en dat zij beter doet een emotioneel beroep tot de Heemsteedse burgerij te richten om het theater meer te bezoeken en bereid te zijn eventueel ook hogere entreegelden te betalen. Spreker gelooft dat hier de oplossing van het probleem ligt en niet in het inwilligen van de vraag om meer geld in het theater te pompen. Het is ook een kwestie van behoefte aan het theater. Het theater wordt n.l. veel te weinig bezocht om het rendabel te maken. Spreker begrijpt niet dat mevr. Cohen een beroep op de raad doet om het theater te helpen behouden. De Heemsteedse burgerij zelf moet zien het theater te handhaven en de Vrienden van het Minervatheater moeten daar zelf ook wat voor over hebben. Tot nu toe heeft spreker nog geen enkele activiteit van deze vereniging gezien welke tot handhaving van het theater leidt, eerder het omgekeerde, want nu worden er kaartjes gegeven voor een goedkoop bezoek aan het theater, maar daar is de exploitant niet mee geholpen. De heer Hupkes zegt dat mevr. Cohen in haar betoog eigenlijk de sug- gestie doet, dat de eventuele tegenstemmers van het voorstel mensen zijn die de cultuur en de samenleving niet voldoende waarde toekennen en dat zijn dan de zwarte schapen. Spreker zou graag willen weten bij welk bedrag aan subsidie men ophoudt zwart schaap te zijn. Als in plaats van het nu gevraagde bedrag 2 ton zou worden gevraagd, zijn de tegenstem- mers dan ook nog zwarte schapen? Spreker is er erg in geïnteresseerd te weten waar die grens dan ligt, want hij gelooft dat men dan alleen redelijk kan zeggen of met subsidiëren moet worden doorgegaan waar de gehele raad eigenlijk een beetje bang voor is en aan twijfelt, zoals mevr. Cohen de vorige keer zelf heeft gezegd of dat de raad door de wmd moet gaan en moet besluiten te gaan sparen om iets anders te kunnen doen. Spreker zou deze zaak graag uit het emotionele vlak wülen halen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 18