25 juli 1968
215
Wethouder Oorver is blij dat de zaak weer in het reehte spoor moet
worden gebracht, zoals de heer Verkouw bij interruptie zei. Spreker zou
met een opmerking van de heer Verkouw willen beginnen n.l. waar hij
zegt: ,,dit initiatief-voorstel is een novum en het moet zö zijn dat burge-
meester en wethouders de voorstellen voorbereiden en niet omgekeerd."
Spreker is dat helemaal met hem eens. Burgemeester en wethouders
hêbben deze zaak al voorbereid. Zij hebben n.l. een voorstel gedaan dat
door de raad op 25 april is aangenomen. Spreker hoopt met de heer Ver-
kouw, dat niet alle voorstellen van burgemeester en wethouders welke
zijn aangenomen, gevolgd worden door een initiatief-voorstel van de
oppositie. Spreker gelooft dat het indienen van dit initiatief-voorstel hele-
maal geen precedent in die richting is, dat de heer Verkouw bang behoeft
te zijn dat burgemeester en wethouders zich him verantwoordelijkheid
niet bewust zouden zijn of dat zij met te weinig voorstellen zouden komen.
Het is alleen een uitvloeisel van het fervente pogen van de oppositie, een
te waarderen pogen overigens, om tot een in hun ogen meer aanvaardbare
oplossing te komen.
Spreker veronderstelt dat de raad zal begrijpen dat het niet eenvoudig
is om in antwoord op de vele gemaakte opmerkingen een voor ieder aan-
yaardbaar betoog te formuleren. Spreker vraagt zich met de heer Hupkes
af, niet waar men ophoudt zwart sehaap te zijn, maar wel waar aanvaar-
ding van dit voorstel toe zou leiden.
Mevr. Vriesendorp heeft gezegd dat zij het niet eens is met de heren
Verkouw en De Ruiter wanneer zij zeggen, dat de raad rekening moet
houden met de gezinsbelangen van de heer Hoogeveen, maar zij zegt dat
de gemeente niet zonder het Minervatheater kan. Ja, waar blijven we
dan! Spreker vraagt dan ook met de heer Hupkes: waar eindigt de nood-
zaak om het Minervatheater te behouden. Als de heer Hoogeveen straks
een paar ton vraagt om het theater te kunnen behouden, zou de raad
dan, als hij van mening is dat het Minervatheater niet kan worden ge-
mist, ook nog ja moeten zeggen? Spreker gelooft niet dat men zo kan
redeneren. Hij meent dat moet worden uitgegaan van het voorstel dat op
25 april door de raad is aanvaard. Wanneer spreker dat vergelijkt met het
voorstel dat nu op tafel ligt, dan kan hij het niet anders zien dan dat
het laatste voorstel een verslechtering voor de heer Hoogeveen betekent.
In het raadsbesluit van 25 april werd voorgesteld om boven de jaarlijkse
subsidie 3 jaar lang 30.000,te verstrekken. Spreker wil nog eens
duidelijk zeggen dat het ging om een periode van 3 jaar en niet van 6
jaar. Er is bij de vorige behandeling ook gesproken over een periode van
5 jaar, maar die periode is door de raad uitdrukkelijk op 3 jaar gesteld.
Er is toen gevraagd: ,,als nu na die drie jaar blijkt dat de exploitatie-
resultaten niet zo daverend zijn geweest, maar de heer Hoogeveen zou
toch nog doorgaan, wat gebeurt er dan met die 2e hypotheek?" Burge-
meester en wethouders hebben toen gezegd: „dan zal het noodzakelijk zijn
de terugbetaling in de daaropvolgende 3 jaar voor de heer Hoogeveen te
beperken." In dat verband is er even sprake geweest van een tweede
periode van 3 jaar. Dit is alleen aan de orde geweest in verband met
eventuele terugbetaling.
De heer Hoogeveen is dus aangeboden dat hij boven de subsidie van
30.000,per jaar, gedurende 3 jaar onder verband van 2e hypotheek
30.000,per jaar krijgt, dat is 90.000,— extra in drie jaar. Wanneer
hij de uitkomsten van het theater dan nog niet omhoog heeft weten te
brengen dan zal hij die 90.000,moeten terugbetalen. Die terugbetaling
staat dan ter beoordeling van een nieuw college van burgemeester en
wethouders en van een nieuwe raad, zoals op een vraag van de heer
Willemse nog eens duidelijk is onderstreept. Maar natuurlijk zal er dan
ook hard gewerkt moeten worden en zal veel initiatief moetenl worden
ontplooid, initiatief dat van een exploitant van een dergelijk theater moet