25 juli 1968
219
ieder geval de gelegenheid wordt gegeven te repliceren op het antwoord
van de wethouder.
De vergadering kan zich hiermee verenigen.
De heer De Kuiter gelooft dat behalve de door hem gesignaleerde com-
municatiestoring met de heer Hoogeveen, nu ook in de raad m ernstige
mate een communicatiestoring aan het optreden îs. Een mens moet opt
mist blijven en daarom wil spreker nog een kleme pogmg doen de meer-
derheid van de raad van inzicht te doen veranderen. Spreker wil zijn be-
toog toespitsen op de beantwoording van de z.i. prettige vraag van de
heer Hupkes: waar eindigt men zwart schaap te zrjn. Spreker gelooft da
dat ook de vraag is waar de voorstellers zich in hun voorstel op gericht
hebben Wat is n.l. het geval. Het voorstel wat door de heer Hoogeveen
verworpen is luidde: 3 maal f 30.000,— en als hij dan nog eens 3 jaar
daarna de exploitatie van het Minervatheater voortzet zo staat m het
voorstel dan hoeft hij dit bedrag niet terug te betalen. De sombere ver-
wachtingen en bovendien de gehele ontwikkeling waren voor de voor-
stellers geen aanleiding te verwachten dat het Mmervatheater binnen 3
iaar compleet exploitabel zou zijn en zo hebben dle voorstellers gerede-
neerd het komt er dus feitelijk op neer, dat, als de heer Hoogeveen na
3 iaar die f 90.000,niet wil terugbetalen, hij nog 3 jaar met het
exnloiteren van het Minervatheater zal moeten voortgaan, hetgeen dus
betekent 6 jaar in totaal. Als hem een bedrag van 90.000,— over 6 jaar
wordt uitgekeerd is dat 15.000,- per jaar plus 30.000,- gewone
subsidie is totaal 45.000,— per jaar. Het emge wat de voorstellers m
hun voorstel hebben gedaan, is de termijn van 6 jaar terug te brengen
tot 3 jaar en de jaarlijkse subsidie te verhogen tot 50.000, omdat zij
de zekerheid hebben alle pessimistische woorden o.a. van de heer Scheer
ten spijt dat de heer Hoogeveen dit voorstel zal aanvaarden Mocht
de heer Hoogeveen dit voorstel niet aanvaarden, dan hoeft van de zijde
van voorstellers niet op een nieuw initiatiefvoorstel te worden gerekend.
De vraag waar het om gaat is of de raad bereid is om 6 maal 45.000,—
gemiddeld, te veranderen in 3 msial 50.000,als daarmee het theater
kan worden gered. Zou de raad bereid geweest zijn die vraag zou
spreker toch wei graag beantwoord willen zien als voorgesteld was
3 maal 45.000,subsidie te verlenen? Materieel is het precies hetzeltde.
Want waarom vindt de wethouder het erg dat dit voorstel een verslech-
tering is voor de heer Hoogeveen? Dat kan alleen maar betekenen dat
het voordeliger voor de gemeentekas is. Welk bezwaar is er tegen dat de
heer Hoogeveen het risico wil ruilen voor geld, want daar komt het prak-
tisch gesproken op neer.
Wethouder Corver: „Het is zö onbegrijpelijk dat dat voorstel van de
heer Hoogeveen of van u zou komen, dat ik moeite heb het te begnjpen
en ik begrijp het ook niet."
De heer De Ruiter kan dit niet vatten. „Van wie verwacht u dat dit
voorstel gekomen is, van de heer Hoogeveen of van mij?"
Wethouder Corver zegt dat hij nauwelijks kan aanvaarden dat er een
zinnig mens is die op het ogenblik zou zeggen, dat met deze vermindermg
van subsidie de zaak gered is en dat iedereen daar akkoord mee gaat.
Burgemeester en wethouders praten alleen over een termijn van 3 jaar,
daar is hun voorstel op gebaseerd. Wanneer de termijn van 3 jaar om îs
en do zaak zou eens vrij redelijk lopen, dan neemt de heer De Ruiter
toch niet aan dat er dan niet weer een nieuw voorstel zou komen om de
subsidie van de heer Hoogeveen te herzien? Wij blijven toch met bij die
f 45.000staan. Er is geen mens die dat reëel aan kan nemen, want
dan komt er weer een herziening van de subsidie. Er moet niet gesproken