242 26 september 1968
gene die hij wil laten praten weinig materiaal om over te praten Ver-
der zegt de heer Verkouw dat het feit, dat hij de vragen heeft gesteld
mhoudt, dat hij deze zaak belangrijk vindt, maar hij wil daar niet over
discussiëren want dat is in het verleden al gebeurd. AIs de bejaarden wen-
sen dat Kennemerduin besloten blijft, dan is dat opzichzelf wel een punt
van belang. Waarom zou in dit stadium niet de vraag gesteid mogen wor-
den of het belangrijk is om dat te doen? Het is mef belangrijk om-
hoger gezag een wens heeft uitgesproken, het is belangrijk als het
van belang îs voor de Heemsteedse burgers of voor de Heemsteedse be-
jaarden of voor wie dan ook. Daarom wil spreker best discussiëren over
het belang van het openstellen van deze parken. Als dat geen punt is dat
hierbij betrokken kan worden, dan zijn we verzand in een theoretische
kwestie van welles-nietes, waarbij het er alleen maar om gaat om op
een of andere manier gelijk te krijgen. Dan zegt spreker op zijn beurf
„van zo n discussie wil ik me distanciëren". Spreker zou het boeiend vinden
als de heer Verkouw zou kunnen aantonen op welk punt woordbreuk is ge-
pleegd en hij zou kunnen aantonen om welke redenen het belang van de
burgers hier groter is dan het belang van de bejaarden.
Wethouder Van Wijk neemt geen woord terug van wat hij zojuist
e t gezegd. Zou hij het nu nog moeten zeggen, dan zou hij het waar-
schijnlijk nog îets anders zeggen en zeker niet milder, omdat hii weinig
gevallen van recidive heeft meegemaakt als in dit geval met betrekking
de heer Verkouw. De heer Verkouw gaat eenvoudig af op een wat
vriendelijk woord van een voorzitter, die spreker ook gesproken heeft.
Sarnen met hem is spreker door het gehele park gewandeld om te kijken
of met ergens nog een weg kon worden gevonden. Spreker heeft serieus
geprobeerd bij de voorzitter te bereiken dat hij zijn bestuur nog zou be-
praten. En vriendehjk als die voorzitter is heeft hij spreker gezegd en
misschien ook de heer Verkouw: „Och persoonlijk zie ik er niet zulke gro-
bezwaren in, maar ik ben maar voorzitter; ik heb een heel bestuur
naast mij en wij kennen hier ook de oudjes in, enz.", zoals spreker zo-
juist al heeft uiteengezet. De heer Verkouw weet ook wel dat er geen en-
kel bestuursbesluit is en dat er geen notulen van het bestuur van Kenne-
merduin te vinden zullen zijn waarin staat, dat men ingaat op de sugges-
stie om een gedeelte van het terrein openbaar te maken of een pad over
dit terrein te doen aanleggen. Het is precies zö gezegd door de heer Hel-
mig: ook in het vorige bestuur zaten wel enkele leden die daar niet zo'n
,^oot ^ezwaar in zagen". Spreker denkt dat de heer Verkouw een derge-
lyke uitlating nu als de mening van het bestuur, als een gegeven woord als
een besluit weergeeft, maar spreker tart hem aan te tonen dat er ooit
emg woord d0°r het bestuur is gegeven, enig besluit in het bestuur is
genomen om dit te doen. Pas als de heer Verkouw dât kan is er sprake
va.n woordbreuk maar nietals een of andere vriendelijke voorzitter in een
ynendehjk gesprek, al ofniet op een receptie, zegt: „wat mij betreft zou
ik het zo erg met vinden".
De heer Scheer is van mening dat van het antwoord van burgemeester
en wethouders onder ad 2 en 3, de laatste zin moet luiden: „De oorzaak
hiervan is, dat Kennemerduin niet gebonden is aan een toezegging of
overeenkomst en evenmin na rijp beraad bereid is een overeenkomst aan
te gaan Hierdoor wordt een dubbele ontkenning weggenomen.
De voorzitter neemt hiervan akte.
De heer Verkouw vraagt of het gemeentebestuur anderen laten dit
nu voorlopig rusten bereid is alle correspondentie welke gevoerd is
tussen de gemeente en de stichtingsbesturen van Kennemerduin Overbos
en Kennemeroord, en eventueei de notulen van het college van burge-
meester en wethouders en de notulen van gehouden besprekingen voor de
raad ter înzag te leggen.