251 26 september 1968 2. De commissie had ernstige redenen om het ingestelde beroep onge- grond te verklaren. Het gegrond verklaren van het beroep door de commis- sie en uiteindelijk door de raad betekent, dat de ingediende bouwaanvrage zonder meer wordt ingewilligd. Dit wenste de commissie niet. 3. De commissie meent voorts, dat het niet dienstig is nu op alle argu- menten van burgemeester en wethouders in te gaan omdat de commissie zelf adviseert het beroep met uitzondering van de genoemde alinea onge- grond te verklaren. 4. De commissie is er van overtuigd dat de meerderheid van de raad achter haar advies staat en verzoekt het college derhalve alsnog dit ad- vies over te nemen. Wethouder Van Wijk wil het voorkomen dat iedereen wel geneigd is om, als het even kan, de gevraagde bebouwing toe te laten. Deze zaak heeft echter facetten welke onder het oog moeten worden gezien. Het gaat niet alleen om de bouw van een schuurtje zonder meer dat van de weg af niet zichtbaar zou zijn, maar het gaat ook om de belangen van de om- v/onenden die uitzicht krijgen op deze schuür. In de eerste plaats was het vroeger altijd de gewoonte van het college van burgemeester en wethouders om, en ook nu nog, wanneer bij dit soort zaken het overschrijden van een rooilijn te pas kwam, ook de buren te raadplegen over de komende bebouwing, en dat niet alleen om zich abso- luut aan hun wensen te binden. In de tweede plaats dient te worden bedacht dat het verlenen van de ge- vraagde vergunning met zich brengt, het doorbreken van een achtergevel- rooilijn zoals deze ter piaatse is vastgesteld, maar dat behoeft op zichzelf geen ramp te zijn en dat gebeurt wel meer; op de meeste plaatsen is dat niet zo nadelig en heeft niemand er last van. In de derde plaats moet spreker er op wijzen dat gedeputeerde staten aan burgemeester en wethouders, zij het bij een andere bouw, te kennen hebben gegeven dat het gewenst is ter plaatse niet te bouwen, in verband met de komende verbreding van de Cruquiusweg. Burgemeester en wet- houders hebben redenen aan te nemen dat dit zeer spoedig het geval zal zijn omdat gedeputeerde staten prloriteit gaan verlenen aan de oost-west verbinding, al zal het dan maar zijn dat de bestaande weg wordt ver- beterd en verbreed. Maar dat is slechts één van de overwegingen van het college geweest. Er was nog een andere kwestie. Het betreft n.l. geen bijgebouw op het erf van een huis maar een stuk grond zonder gebouw. De bouwverordening laat wel toe een bijgebouw achter de rooilijn te bouwen op een erf, maar hier gaat het om een inpandig terrein. In de vierde plaats heeft het college zich afgevraagd wat men in dat gebouw zal gaan doen. Bromfietsen opslaan, wellicht repareren, wellicht een keer proberen, spreker weet het allemaal niet. Wie in bromfietsen han- delt zal toch ook wel eens moeten repareren en men kan moeilijk bij een bouwvergunning de voorwaarde stellen dat men in het te bouwen maga- zijn geen bromfietsen mag starten. Allerlei moeilijkheden kunnen zich hierbij voordoen. Spreker is het een beetje eens met de heer Van der Hulst, dat, als de raad van oordeel is dat op het moment gesteld moet worden dat dit ge- bouw op zichzelf niet aanvaardbaar is, het niet nodig is dat de raad zich uitspreekt over de verder door burgemeester en wethouders aangevoerde argumentatie welke tot afwijzing van het beroep bijdraagt. In tweede in- stantie, wanneer het bouwplan misschien wel acceptabel zal zijn, zal de raad die andere overwegingen in zijn besluitvorming moeten betrekken. Zodoende blijft de weg open om later in volle vrijheid te beslissen. Wan- neer de raad het ontwerp-besluit zonder meer aanvaardt, dan moet spre- ker toegeven dat in het besluit niet staat op grond van welke overwegin- gen het beroep wordt afgewezen, hoewel die overwegingen wel voorkomen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 22