31 oktober 1968
267
Wethouder Corver gelooft dat deze zaak tot haar ware proporties moet
worden teruggebracht. In het voorstel staat: „Zoals u bekend, kunnen de
sport- en jeugdverenigingen ingevolge de daarvoor in uw vergadering van
29 februari 1968 vastgestelde verordening, aanspraak maken op een be-
paald investeringssubsidie bij de bouw van clubhuizen. Het komt ons
voor, dat ook de e.h.b.o.-vereniging voor enige financiële tegemoetkoming
in aanmerking komt". Bedoeld is daarmede niet „op grond van die ver-
ordening" maar vergelijkenderwijs gesproken. Een e.h.b.o.-vereniging valt
niet onder sport- of jeugdverenigingen en valt dus ook niet onder de be-
doelde verordening. Dat heeft mevr. Vriesendorp dus niet juist gezien,
maar anderen die na haar gesproken hebben, hebben dat wel juist gezien.
Het is dan ook niet op grond van die verordening dat deze subsidie wordt
voorgesteld, maar het is eenvoudig het gevoel bij het college geweest, dat
vergeleken zou kunnen worden met het gevoel van de barmhartige sama-
ritaan, dat wie tekort komt, in nood verkeert, geholpen moet worden.
Burgemeester en wethouders hebben gemeend, gezien het voortreffelijke
werk dat de e.h.b.o.-verenigingen doen en de inspanning die de r.k.-vereni-
ging zich met de bouw van het verenigingsgebouw heeft getroost, dat in
dit geval een subsidie gerechtvaardigd is. Maar, en dat belangrijk argu-
ment is ook door anderen naar voren gebracht, zoals door de heren Ver-
kouw en Enschedé, het is logisch dat, wanneer enige vereniging, welke
dan ook, aan zo'n onderneming begint, zoals het bouwen van een eigen
tehuis dat een waarde vertegenwoordigt van een halve ton, zij zich terdege
dient te beraden of zij dat helemaal zelfstandig kan volbrengen en ook
de kosten van inrichting, verwarming en wat dies meer zij, zelf zal kunnen
opbrengen. Als daarover ook maar de geringste twijfel bestaat, dan is het
volgens spreker logisch dat de vereniging zich tot de overheid, in dit
geval de gemeente, wendt alvorens aan het project te beginnen met daar-
bij de vraag of, als de nood aan de man zou komen, de gemeente dan be-
reid zou zijn de helpende hand te bieden. Bij het plegen van overleg zou
men dan wellicht om de tafel zijn gaan zitten teneinde te bespreken in
hoever hulp mogelijk zou zijn en of er misschien nog beperkingen in het
opgezette plan zouden kunnen worden aangebracht. Niet om de mogelijk-
heden te beperken, maar omdat het altijd goed is na te gaan hoe en of
overheidsgelden voor een speciaal doel mogen worden besteed. Het college
meent dat dit punt door het bestuur der vereniging niet zorgvuldig genoeg
is overwogen.
De heer Van Berckel heeft gezegd dat aan deze bouw velen hun tijd,
moeite en arbeid gedurende lange tijd hebben gegeven en nu laat de ge-
meente de r.k.-e.h.b.o. in de kou staan. Dat is echter bepaald niet waar.
Spreker vindt dat zelfs wat onvriendelijk gezegd. Het is integendeel zo, dat
burgemeester en wethouders een subsidie willen geven om te tonen dat
zij dit werk, dit streven waarderen, maar zij zijn daarnaast van mening
dat de vereniging het beter anders had kunnen doen.
Burgemeester en wethouders zijn van oordeel dat de vereniging de kos-
ten van de verwarming zelf zal dienen te financieren. Tenslotte komen er
straks de heer Willemse heeft dat onderschreven ook wel inkomsten
uit verhuur binnen, inkomsten waar burgemeester en wethouders nog
niets van weten. Het kan best zijn dat er zodanige inkomsten komen dat
in de loop der jaren een bedrag kan worden afgezonderd om de verwar-
ming te betalen. Niet vergeten mag worden, hetgeen al terecht is opge-
merkt, dat de vereniging reeds een vaste subsidie krijgt benevens een
bedrag per lid. De nu toe te kennen subsidie gaat de normale subsidie
vêr te boven, zonder dat er een gemeentelijke verordening bestaat waar-
aan bepaalde rechten op subsidie zouden kunnen worden ontleend. Spreker
dacht dat het gemeentebestuur zich in dit geval bepaald niet van de
schriele kant heeft laten zien.
De heer Enschedé heeft gevraagd of niet beter een garantie op een te