280
28 november 1968
verkeerde n.l. in de veronderstelling dat dit wel het geval was het hem
spijt die opmerking te hebben gemaakt. Hij neemt dit woord gaame terug.
Men moet hem echter goed begrijpen. Zelfs al ware het wêl zo dat de heer
Kruitwagen deel had uitgemaakt van het bestuur van Overbos, dan zou
dat helemaal geen punt in het nadeel van de te bespreken zaak zijn ge-
weest, want bij het bestuur van het Overbos bestond volkomen bereidheid
om mee te werken. Spreker heeft willen doen uitkomen, dat een dergelijke
doublure formeel niet juist zou zijn geweest. Daamaast is spreker van
oordeel dat aan een bijeenkomst voor een zo belangrijke zaak liggende
in de beleidssfeer spreker wil niet graag in het beleid van burgemeester
en wethouders treden door tenminste twee wethouders zou moeten
worden deelgenomen, zodat, als een wethouder plotseling verhinderd is,
hij door de ander kan worden vervangen. Maar nogmaals, spreker heeft
er nu het zijne van gezegd. Hij heeft geen behoefte aan een verder debat.
Als de raad geen behoefte heeft aan de door spreker geformuleerde motie
dan wil spreker niet doordrijven, tenminste niet op deze plaats.
De vciorzitter wil nog even rechtzetten dat de heer Verkouw heeft ge-
zegd, dat nadat de motie in de vergadering van 24 februari 1966 door de
raad was aangenomen, er onderhandelingen zijn gevoerd door de secre-
taris namens het college. Dat is niet juist. Burgemeester en wethouders
hebben zich daarna tot tweemaal toe schriftelijk tot het bestuur van
Kennemerduin gewend. Persoonlijk heeft spreker ook contact met het
stichtingsbestuur gehad en bovendien heeft de heer Van Wijk contact
gehad. Het bestuur heeft desondanks uitdrukkelijk gezegd dat het niet wil
meewerken. Dat is ook de reden geweest dat het college op de vragen
van de heer Verkouw in de vergadering van september 1968, o.a. heeft
geantwoord dat het thans geen enkele mogelijkheid meer ziet.
De heer Verkouw constateert dat burgemeester en wethouders dus hele-
maal voorbij gaan aan de opvatting van de minister en van gedeputeerde
staten. Van spreker mag de heer De Ruiter maar dat is dan met toe-
stemming van de voorzitter er alles over zeggen wat hij maar wil,
maar spreker zal er niet meer over spreken. Hij heeft gezegd wat hij
meende te moeten zeggen.
De voorzitter: „U gaat er dus mee akkoord om hiermee de zaak af te
sluiten."
De heer De Ruiter wil nog zeggen dat het hem hogelijk dwars zit dat
de vorige maal aan het adres van het bestuur van Kennemerduin tot
tweemaal toe het woord „woordbreuk" is gevallen. Spreker had gedacht
dat de verklaring van de heer Verkouw zou uitlopen op de mededeling
dat hij voor die woorden zijn verontschuldiging aanbood. Dat is niet ge-
beurd en daarom heeft spreker er behoefte aan om te zeggen, dat hoe het
dossier Kennemerduin ook geinterpreteerd wordt, hoe men ook kan den-
ken over recht of onrecht in dit geval, men toch in ieder geval deze
stichting niet van woordbreuk en dat vindt spreker een heel zwaar
geladen woord kan beschuldigen.
De heer Verkouw zegt dat door hem het woord „woordbreuk" niet is
gebruikt maar dat de heer De Ruiter en wethouder Van Wijk zijn woor-
den als zodanig hebben geïnterpreteerd. Spreker heeft steeds gesproken
over een eens gegeven woord. Bij spreker gaat een bereidheid nog verder
dan een overeenkomst. Het gaat spreker niet om muggezifterij of om
spitsvondigheden, maar het gaat er hem om wat ook de partij van de
heer De Ruiter ter harte gaat dat de waarheid aan het licht komt.
Spreker dacht dat hij die heeft aangetoond door weer te geven wat wer-
kelijk op papier staat. Daar neemt spreker geen tittel of jota van terug.
De voorzitter lijkt het beter op dit persoonlijke feit niet verder in te
gaan.