278
28 november 1968
Plan en Streekplannen". Met andere woorden, de minister is hier volkomen
te goeder trouw. Hij weet van de besprekingen, hij weet van de bereid-
heid, hij slaat de mentaliteit van al degenen die er bij betrokken zijn
hoog aan want hij legt geen voorwaarden op. Men zal nu kunnen begrij-
pen dat spreker moeilijk terug kan nemen wat hij over deze zaak in
opeenvolgende raadsvergaderingen heeft gezegd. Men zal hem kunnen
toevoegen, dat er niets bij overeenkomst is vastgelegd, maar daarvoor was
ook niet de minste aanleiding. Deze overeenkomst was er gekomen wan-
neer men zijn bereidheid in daden had omgezet. Dan hadden al de rechten
en verplichtingen verder uitgewerkt kunnen worden. Zo ver kwam het
echter niet omdat een nieuw bestuur een nieuw standpunt innam. Maar
spreker blijft er bij dat dit tegenover de minister noch tegenover gedepu-
teerde staten, de gemeenteraad en burgemeester en wethouders, met recht
en reden te verdedigen valt. Ondanks herhaalde besprekingen van het ge-
meentebestuur met het bestuur van Kennemerduin, meent Kennemerduin
in zijn houding te moeten volharden. Er blijft dus niets anders over, ten-
einde aithans voorlopig een einde aan deze zaak te krijgen, dan dat de
raad dat is althans sprekers gevoelen in een motie zijn teleurstelling
over deze gang van zaken uitspreekt met de uitnodiging aan burgemees-
ter en wethouders, dat het deze motie ter kennis van het stichtingsbestuur
zal brengen. Er is misschien ook een andere oplossing, welke spreker
dezer dagen te binnen schoot. Er zijn altijd nog plannen om tezamen de
gemeente eens door te wandelen. Wellicht zou de raad dan ook een bezoek
kunnen brengen aan deze 3 bejaardentehuizen en hun omgeving. De be-
jaarden zouden dan wellicht ontdekken dat er naast hun familie, vrienden
en kennissen ook nog anderen zijn die daar wel eens willen komen. Het
is ook mogelijk dat de raad dan zou moeten zeggen dat ên de minister
ên gedeputeerde staten ên de raad ên burgemeester en wethouders ên ook
spreker het verkeerd hebben gezien. Ook het tegenovergestelde is moge-
lijk n.l., dat de raad zou zeggen dat het toch realiseerbaar is en dat daar-
voor nogmaals een dringend beroep op het bestuur van Kennemerduin
moet worden gedaan. Liever zou het spreker zijn als nu een einde aan
deze zaak werd gemaakt door de door spreker voorgestelde motie aan te
nemen, welke z.i. niet overtrokken is, maar alleen een feit constateert,
waarna de raad zou kunnen overgaan tot de orde van de dag.
De heer De Ruiter zegt dat de voorzitter had aangekondigd dat de heer
Verkouw een verklaring zou afleggen. Spreker vindt het gesprokene meer
een inleiding tot een meer omvattend debat.
De voorzitter zegt dat dit sprekers bedoeling niet is geweest. Hij heeft
de heer Verkouw gelegenheid willen bieden een verklaring af te leggen,
zoals hij gevraagd had.
De heer De Ruitt'r vindt het op zijn zachtst gezegd ongebruikelijk dat,
als iemand de gelegenheid krijgt een verklaring af te leggen, hij deze
besluit met het indienen van een motie gericht tegen een niet aanwezige
instantie. Spreker heeft er bezwaar tegen om van deze verklaring een
debat te maken, hoewel hij een debat best aandurft. Als de volgende keer
op de agenda zou staan dat wederom vragen door de heer Verkouw zijn
gesteld in deze geest of iets dergelijks, of dat burgemeester en wethouders
deze zaak op verzoek weer aan de orde zouden stellen, of doordat een
initiatiefvoorstel is ingediend of door welke andere mogelijkheid ook, dan
zal spreker graag aan een debat mee doen. Nu wordt de raad eigenlijk
tot een debat gedwongen. Vôôr spreker verder op deze zaak ingaat wii hij
de volgende vraag van orde stellen: „Is het mogelijk dat op dit moment
een motie wordt voorgelegd en in behandeling komt?" Spreker zal daar
graag de mening van de voorzitter over horen.
De voorzitter gelooft dat de heer Verkouw een ruimer gebruik heeft