303
12 december 1968
Wat de ,,centrale financiering" betreft, is er een kiein lichtpuntje. De
ministers van financiën, binnenlandse zaken en van verkeer en waterstaat
hebben aan een bijzondere commissie uit de Tweede Kamer, die zich met
kapitaaluitgaven van publiekrechtelijke lichamen bezighoudt, medege-
deeld, dat de regering niet bereid is dit jaar elke gemeente op basis van
haar inwonertal een lening te verstrekken uit de centrale financierings-
middelen. Leningen worden toegewezen naar de behoeften der afzonderlijke
gemeenten zoals deze blijken uit de prioriteitsbepaling van gedeputeerde
staten en de liquiditeitspositie der gemeenten.
De centrale financiering is er op gericht een zo ruim mogelijke voor-
ziening van de lagere overheid met kapitaalmarktmiddelen te verzeke-
ren, zonder de kapitaalmarkt zodanig te verstoren dat ook de kapitaal-
voorziening van de lagere overheid de ongunstige gevolgen hiervan zou
ondervinden. Gezien echter de bezwaren van een langdurige toepassing van
het centrale financieringssysteem wordt er naar gestreefd het op een
soepeler wijze toe te passen, aldus de ministers.
Om van deze centrale financiering af te komen en naar meer normale
verhoudingen op het terrein van de leningspolitiek terug te keren is er
nog iets aan de hand, hetgeen ik, voor wat mij zelf betreft, met hoofd-
letters in deze algemene beschouwingen geschreven zou willen zien. De
ministers, die ik zo juist noemde, hebben namelijk onlangs, via de colle-
ges van gedeputeerde staten aan de gemeentebesturen doen weten, dat
voor het aangaan van geldleningen met professionele geldgevers door de
minister van Binnenlandse Zaken ontheffing van het stelsel van de cen-
trale financiering zal worden overwogen ten behoeve van leningen, die
door plaatselijke financiële instellingen of institutionele beleggers wor-
den aangeboden, mits het rendement van die leningen tenminste lA
blijft onder het rendement van leningen, welke tegelijkertijd worden aan-
geboden door de N.V. Bank voor Ned. Gemeenten. De eis van bovenbe-
doeld rendementsverschil van heeft mede met de steeds aan
leningen van dit soort reeds gestelde eis dat zij het plaatselijk belang
moeten dienen tot doel een duidelijk burgerzinelement tot uitdrukking
te brengen. Welnu, wat een unieke gelegenheid voor de bankinstellingen
in onze gemeente ik noem ze in alfabetische volgorde: de Algemene
Bank Nederland, de Amro Bank, de Ned. Middenstandsbank, de Nuts-
spaarbank en de Raiffeisenbank „Heemstede", die voor en na hun fraaie
kantoorgebouwen in de gemeente doen verrijzen en aan welke instellingen
de inwoners hun spaargelden toevertrouwen om afzonderlijk of teza-
men de gemeente aan vaste financieringsmiddelen te helpen. Ik denk dan
aan twee objecten van de prioriteitenlijst van de gemeente, die in het
bijzonder tot de verbeelding van de burgerij spreken, namelijk de ver-
warming van het water van het open zwembad en de verbouwing en uit-
breiding van het raadhuis, het Huis der gemeente, dagelijks ontmoe-
tingspunt tussen de bestuurders en het ambtelijk apparaat der gemeente
enerzijds en de burgerij anderzijds. Het is in de eerste plaats aan de bank-
instellingen om dit verder uit te werken en het via circulaires onder de
aandacht van de burgerij te brengen. Maar het zou ook helemaal niet
vreemd zijn dat hier het initiatief bij de gemeente zou komen te liggen
en dat via de wethouder van financiën we keren dan weer terug naar
een toestand die vroeger zeer normaal was het contact met de banken
wordt opgenomen. Wanneer de bankinstellingen er in zouden slagen, het-
zij door eigen activiteit, hetzij daartoe aangespoord door de gemeente
op deze wijze hun bijdrage te verlenen aan de versnelde uitvoering van
een aantal objecten in de gemeente, zouden zij in de annalen van de ge-
schiedenis van Heemstede een eervolle vermelding krijgen.
Wat de begroting zelf betreft kan mijn fractie het in het algemeen
met het daarin uitgestippelde financiële beleid wei eens zijn.
Toen ik voor me zelf de begroting in grote lijnen had doorgenomen,