309
12 december 1968
deringen gemaakt. Ik geloof echter niet dat het mogelijk zal zijn om
met minder ambtenaren dan wij op het ogenblik hebben, de gemeentelijke
huishouding op een goede wijze te voeren. Misschien dat een van de an-
dere wethouders daar nog nader op in wil gaan.
Naar aanleiding van het gesprokene over de mogelijkheid van een
eigen gemeentelijk belastinggebied wijs ik er op, dat wat daarover in de
n°ta van aanbieding is geschreven, uiteraard wat prematuur was. Bur-
gemeester en wethouders hebben, ter informatie van de raadsleden, een
schets willen geven van de mogelijke gevolgen van de verruiming van het
plaatselijk belastinggebied. Het zou niet juist zijn daarover thans te
gaan discussiëren omdat de behandeling van het ingediende ontwerp van
wet nog in de Staten Generaal moet plaats hebben. Het kan heel wel zijn
dat het wetsontwerp nog in belangrijke mate wordt gewijzigd.
De heer Van Ark heeft met betrekking tot de verruiming van het ge-
meentelijk belastinggebied de vraag gesteld, of eventuele grotere baten
voor de gemeente, moeten worden besteed aan de uitvoering van haar
taken of dat daarvan ook een gedeelte ten goede moet komen aan de bur-
gerij door middel van een verlichting van de belastingdruk. Dat is na-
tuurlijk een zaak die nader zal moeten worden overwogen en waarover
op het ogenblik nog weinig definitiefs kan worden gezegd.
De heer Van Ark heeft verder gezegd, dat er op aarde bijna niets kan
gebeuren zonder dat hiervan sporen zijn terug te vinden in het kleine ge-
bied dat Heemstede omvat. De heer Van Ark zal wel goedvinden dat ik
hier de internationale politiek laat rusten.
De heer Van Ark acht het voorts mogelijk dat zich feiten zullen voor-
doen waardoor belangrijke wijzigingen in de begroting zullen moeten
worden aangebracht, zoals de wijziging in het heffingssysteem van de
omzetbelasting en de aan de gang zijnde loononderhandelingen. Ik ben
het daar helemaal mee eens. Niemand kan echter op dit moment zeggen
wat de nieuwe omzetbelasting ons extra zal kosten.
Er is door verschillende sprekers op gewezen dat er in onze begroting
een stille reserve zit, doordat verschillende kapitaalwerken waarvoor de
rente en aflossing al in de begroting is opgenomen, niet zullen kunnen
worden uitgevoerd. Dat zal wellicht in de toekomst ook zo blijven. De
heer Van Ark noemde dit een aardige vorm van sparen. Natuurlijk vormt
dat een zekere reserve in de begroting, maar het is ook zo, dat voor de
genoemde invloeden als prijsverhogingen en loon- en salarisverhogingen,
een zekere veiligheid in de begroting aanwezig behoort te zijn om deze
ongewisse zaken op te vangen.
De heer Enschedé heeft een zeer bloemrijke beschouwing gegeven. Hij
is scheep gegaan en heeft, uitkijkend over de politieke zee, goed gelet
op rode en zwarte tonnen van uiteenlopende grootte. Ik weet 'niet of door
zijn partij ook op al die tonnetjes goed is gelet. Ik heb de indruk dat
de landelljke leiding van de A.R.P. en van de C.H.U. misschien toch
°°k wel wat bevreesd is geworden voor die rode tonnetjes en zich daarom
maar heeft aangesloten bij de K.V.P. Ik weet niet hoe dit zich zal ont-
wikkelen maar misschien dat de rode en de zwarte tonnen er vanavond
of morgen nog eens met elkaar over kunnen praten om ook tot een fusie
te komen. Dat zou de schikking in de raad belangrijk wijzigen. Ik zal op
de mogelijkheid van politieke verschuivingen hier maar niet verder in-
gaan en dat aan de landelijke partijen overlaten.
De heer Enschedé heeft min of meer zijn bezorgdheid geuit over
het subsidiebeleid. Ik wil daarover opmerken, dat burgemeester en wet-
houders van alle subsidie genietende verenigingen enz. overlegging van
financiële bescheiden en verslagen verlangen waaruit burgemeester en
wethouders kunnen zien of de gelden goed besteed worden. Het is niet zo
dat burgemeester en wethouders maar rustig afwachten tot er een onge-
luk gebeurt.