313
12 december 1968
niet te zijn en zo kan men ook over de hoog-bouw denken. Heemstede heeft
een eigen karakter, ik geef het toe, maar toch niet een altijdblijvend
karakter in die zin dat het steeds in dezelfde vorm zal moeten zijn. Hier
zit een stuk aanpassing, een stuk ontwikkeling in, en zoals elke ontwikke-
üng in de wereld te zien heeft gegeven zal men achteraf ook wel mis-
lukkingen of ten dele mislukkingen boeken. De hoogbouw is ook in Heem-
stede tot op zekere hoogte in beeldspraak gezegd maar het is ook
bijna reëel aan de orde. Indien hoogbouw met mate wordt toegepast
kan het college daar volkomen aohter staan.
De .kwestie van de doorgaande wegen is voor Heemstede een heet
ha-ngijzer wäaraan het gemeentebestuur zelf zo weinig kan doen, maar
waaraan burgemeester en wethouders hebben gedaan wat er aan gedaan
k°n worden. De wegen moeten er komen maar het blijft voor de gemeente
van belang wââr de wegen komen. Ik kan mij voorstellen dat sommigen
zeggen: âls er maar een weg komt en dan kan het mij niet eens zoveel
meer schelen waar die komt. In dat opzicht moet men echter voorzichtig
zijn. Wij hebben nog inspraak met betrekking tot de plaats waar de
wegen komen, samen zoekend met andere gemeenten, zodat niet de ene
gemeente de te brengen offers verschuift naar de andere gemeente. Er
zullen altijd offers moeten worden gebracht want elke nieuwe weg in het
landschap is een offer, maar tegenover offers staan baten, o.a. dat het
landschap bereikbaar wordt. Zo zullen wij zeer waakzaam moeten blij-
ven met betrekking tot de vraag waar deze wegen komen en op de bres
moeten blijven staan voor eigenlijk reeds in het verleden aanvaarde tracé's,
die nu tot mijn grote verbazing weer dreigen gewijzigd te worden. Aan
de andere kant verbaast mij dat eigenlijk ook weer niet. Wanneer een
provinciaal bestuur zö lang over iets doet dat er telkens een andere be-
zetting van dat bestuur is, zowel ten aanzien van de leden van de provin-
ciale staten als van gedeputeerde staten, dan zijn deze dingen natuurlijk
te verwachten en begint elk college meer of min opnieuw aan deze zaak
totdat men heengaat en dan begint het volgende college weer.
Inderdaad zit de zaak ook vast op de aanleg van de weg Velser tunnel-
Schiphol. De voltooiing van die weg zal voor Heemstede veel soelaas
opleveren, doordat het grote vrachtverkeer van de Hoogovens naar het
Roergebied en Prankrijk en vanuit Noord-Holland en Friesland, dan de
grote heirbanen kan volgen buiten de bebouwde kommen om. Dat is naar
mijn mening een zeer duidelijke zaak. Nu meent men dat Noord-Hollands-
Noorderkwartier eerst moet worden ontsloten terwijl wij hier al vast-
zitten. Ik kan mij voorstellen dat de rijksoverheid meer zorgenkinderen
heeft dan alleen het verkeer in Kennemerland, maar het is onjuist om
elders wegen te gaan aanleggen waar hier reeds gemaakte wegen ten
dele overbelast zijn. Hierbij zal een zeer wijze keus moeten worden ge-
maakt en die keus is tot op heden, naar het gevoelen van het college en
van de raad, niet goed uitgevallen.
Het zal u niet verbazen dat ik achter de teneur van de algemene be-
schouwing van de heer Enschedé sta. Ik moet hier echter spreken als
üd van het college en ik moet mij dus beperken tot de zakelijke kanten
van diens beschouwing. Ook de heer Enschedé heeft de bebouwing van
°nze gemeente op de voorgrond geschoven en de zorg die wij met elkaar
moeten hebben om goed te bouwen en voor de toekomst te bouwen, opdat
ook het nageslacht daaraan iets zal hebben, ook voor wat betreft de
woningwetwoningen. Dan zal het nageslacht natuurlijk mee moeten be-
talen. Ik zou dan ook aan de heer Bomans, naar aanleiding van diens
financiële beschouwing willen vragen, of hij het juist acht dat deze gene-
ratie al die miljoenen betaalt opdat de volgende generatie rustig kan gaan
freewheelen? De kosten van b.v. openbare gebouwen enz., objecten dus
met een lange levensduur, dienen zodanig te worden uitgesmeerd dat ook
het nageslacht daaraan meebetaalt. Dat is een volkomen normale zaak.