317 12 december 1968 de grote verbruiker. Dat is ook logisch. Getracht wordt de distributie- kosten zo eerlijk mogelijk te verdelen en dat zal ook onder de werking van de nieuwe wet op de B.T.W. het geval zijn. Er zullen wat verschui- vingen plaats vinden maar wij berekenen wat wij berekenen moeten. Het ligt niet in de eerste plaats in de bedoeling om winst te maken. Als wij inderdaad winst op het gas maken dan komt dat omdat een groter ver- bruik natuurlijk een geringere druk van rente en aflossing per eenheid teweegbrengt. Aan onze berekeningen voor aflossing en rente hebben uit- voerige trendberekeningen ten grondslag gelegen. Wij zijn gaan werken met een nieuw woord de zgn. unuitaire afschrijvingen, dat zijn afschrij- vingen per eenheid. U voelt wel als het kwantum groter wordt, wordt de totaal-opbrengst van al die eenheden natuurlijk ook groter. Doordat grote kapitaalinvesteringen voor het aardgas moesten worden gedaan en mis- schien nog moeten worden gedaan, is voorzichtigheid bij het vaststellen van de tarieven geboden. Er zal misschien wel eens een keer wat meer winst ontstaan dan verwacht was, maar wij moeten die taktiek blijven volgen. Bovendien is de gemeente gebonden aan de door de SROG vastge- stelde tarieven. Dat komt voort uit een streven om zoveel mogelijk voor het gehele land eenheidsprijzen te berekenen. Ik geloof dat het heel ver- standig is dat het college zich daar steeds achter heeft gesteld. Wij zul- len in de toekomst daarmee doorgaan. Er blijft toch altijd verschil in prijs voor de verschillende categorieën verbruikers, waarbij natuurlijk wordt getracht deze categorieën het gas naar billijkheid te berekenen. Zo is een moeilijkheid dat een kleine gebruiker niet synoniem is met minderdraagkrachtige. Als een zeer rijk heer alleen woont, zal hij weinig gas gebruiken en in categorie I of II vallen, maar in totaal toch maar een klein bedrag betalen. Er kan niet worden nagegaan hoe de laagste categorieën naar financiële omstandigheden precies zijn samengesteld. Enige sprekers hebben er op gewezen dat er op financieel gebied wel- licht wat meer armslag zal ontstaan en dat dan het toekennen van prio- riteit aan bepaalde kapitaalwerken belangrijk wordt. Het college denkt er precies zo over." De voorzitter zegt: „Ik ben heel biij dat de dank van u allen is uitge- gaan naar de ambtenaren die deze begroting tijdig en zo goed toegelicht hebben samengesteld. De behandeling van de begroting is de afsluiting van een zeer drukke periode waar het gehele gemeentelijke apparaat bij betrokken is en waarbij een intense samenwerking op allerlei gebied plaats heeft. Ook de raadsleden zijn daarbij intensief betrokken geweest door vergaderingen van commissies en afdelingen. Het doet goed dat er eigenlijk geen kritiek op de begroting is geuit. Er zijn wel wensen naar voren gebracht maar die zullen er altijd wel blij- ven. De kritiek die uitgesproken is betrof andere instanties. Zij betrof de centrale financiering, waardoor verschillende kapitaalwerken niet kun- nen worden gerealiseerd en het feit dat ook het college ten zeerste er- gert dat nog steeds niet de tracé's van de doorgaande wegen zijn vastgelegd en daaromtrent wederom grote onzekerheid heerst. Burge- meester en wethouders zijn dankbaar dat uit deze, wat men zou kunnen noemen enigszins matte algemene beschouwingen, blijkt, dat de raad in het beleid van het college vertrouwen stelt en daarvoor waardering heeft en dat er onderling een goede harmonie heerst. De heren Enschedé en Verkouw hebben gezegd dat één van de voor- naamste doelstellingen moet zijn: het verhogen van de verkeersveilig- heid. Daarmee is het college het volkomen eens, al bestrijdt het, zoals de heer Enschedé zegt, dat het op de weg van het college zou liggen om de zelfdiscipline van de burgers te bevorderen (ik vraag mij af of dat dan niet zou moeten gelden voor allen die aan het verkeer deelnemen) waar- van hij als voorbeelden noemt: hét niet mogen rijden onder invloed van alcohol en dat de brommers een helm op moeten hebben. Ik geloof dat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 30