144 2e afd. 13 december 1968 het heffen van een belasting op onroerend goed, welke heffing zowel van zakelijk gerechtigden tot onroerend goed (in het algemeen dus de eigena- ren) als van de gebruikers daarvan zal kunnen geschieden. Wanneer de gemeente van deze heffingsmogelijkheid gebruik maakt vervallen de grond- en personele belasting en dus ook de opcenten, welke het rijk is blijven heffen, met inbegrip van die welke thans nog door de provincie worden geheven. De opbrengst van deze opcenten laat zich aan de hand van de ramingen in de begroting voor 1969 becijferen op f 391.200. Het zai dus van groot belang zijn zo spoedig mogelijk tot een gemeentelijke heffing op het onroerend goed te komen. Genoemd bedrag van 391.200 kan dan een onderdeel gaan vormen van deze heffing, zonder dat de belastingdruk voor de inwoners verzwaard wordt. Met de invoering van de nieuwe heffing zal de thans door de gemeente geheven wordende straatbelasting komen te vervallen. De opbrengst van de belasting op onroerend goed zal aan de hand van de ramingen voor 1969 bij gelijkblijvende belastingdruk voor de inwoners kunnen belopen: a. opbrengst straatbelcisting 405.000 b. hoofdsom grondbelaating 151.400 c. gemeentelijke opcenten grondbelasting 89.800 d. rijksopcenten grondbelasting, (inclusief de provinciale op- centen) 283.200 e. hoofdsom personele belasting 180.000 f. gemeentelijke opcenten personele belasting 270.000 g. rijksopcenten personele belasting (inclusief prov. opcenten) 108.000 1.487.400 Voor de zakelijk gerechtigden tot onroerend goed is in het wetsontwerp een heffingsplafond opgenomen van 15% van de algemene uitkering uit het gemeentefonds verminderd met de uitkering voor de kosten van sociale zorg: 15% van 4.208.724 260.391) f 670.367 (alg. uitk.- soc. zorg) (verhoging schaalbedrag) De heffing van zakelijk gerechtigden tot onroerend goed bedraagt thans: 1. straatbelasting 405.000 2. hoofdsom grondbelasting 151.400 3. gemeentelijke opcenten grondbelasting 89.800 4. rijksopcenten grondbelasting 192.400 5. provinciale opcenten grondbelasting 90.800 929.400 In deze opzet zouden de zakelijk gerechtigden dus ontlast behoren te wor- den met een bedrag van 929.400 670.367 259.033. De gebruikers van onroerend goed zouden dan op dienen te brengen 1.487.400 670.367 817.033, hetgeen neerkomt op gemiddeld onge- veer 115 per gezin of bedrijf per jaar. Het ligt in de verwachting, dat de invoering van de belasting op onroerend goed een kieine uitbreiding van het ambtelijk apparaat noodzakelijk zal maken. De daaruit voor de gemeen- te voortvloeiende lasten zulien zeer waarschijnlijk niet opwegen tegen de door het rijk in rekening te brengen perceptiekosten voor de heffing en in- ning van grond- en personele-belasting, welke kosten dan komen te ver- vallen. Uit de eerder weergegeven cijfers blijkt, dat wanneer het wetsontwerp m

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 3