Artikel 24.
1. Het is verboden het gebruik van onbebouwde gronden die in gebruik
zijn voor doeleinden waarvoor die gronden blijkens het plan zijn be-
stemd, alsnog te veranderen ter realisering van doeleinden die met
die bestemming onverenigbaar zijn.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt inge-
bruikneming van gronden als stortplaats of als opslagterrein anders
dan terwille van de realisering van het plan, aangemerkt als gebruik
dat met die bestemming onverenigbaar is.
3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het
eerste lid vrijstelling te verlenen. Vrijstelling kan worden verleend
voor onbepaalde tijd behoudens wederopzegging of voor bepaalde tijd.
4. Vrijstelling moet worden geweigerd indien het voorgenomen andere
gebruik van duurzame aard zal zijn en gelet op de ligging van de
grond het gebruik van gronden en gebouwen in de omgeving in ern-
stige mate kan worden gestoord, zonder dat door het stellen van voor-
waarden of op andere wijze zodanige stoornis zal zijn te voorkomen.
III. VOORSCHRIFTEN OMTRENT HET GEBRUIK VAN
NIEUW OPGERICHTE GEBOUWEN.
Artikel 25.
Het is verboden een eengezinshuis of een gedeelte daarvan of een aan-
horigheid bij een eengezinshuis in gebruik te nemen of te geven ter reali-
sering van doeleinden welke met de bestemming eengezinshuizen on-
verenigbaar zijn.
Artikel 26.
Het is verboden een meergezinshuis of een gedeelte daarvan in gebruik
te nemen of te geven ter realisering van doeleinden welke met de be-
stemming meergezinshuizen onverenigbaar zijn.
Artikel 27.
Het is verboden een garage in gebruik te geven of te nemen anders dan
vo°r de stalling van vervoermiddelen of voor de berging van een geringe
hoeveelheid voor huishoudelijk gebruik bestemde, doch reeds aan handel
en bedrijf onttrokken goederen.
Artikel 28.
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van
het bepaalde in de artikelen 25, 26 en 27. Vrijstelling kan worden ver-
leend voor onbepaalde tijd behoudens wederopzegging of voor bepaal-
de tijd.
2. Vrijstelling als bedoeld in het eerste lid moet worden geweigerd in-
dien het voorgenomen andere gebruik van duurzame aard zal zijn en
gelet op de ligging van het gebouw het gebruik van gronden en
gebouwen in de omgeving duurzaam en in ernstige mate kan worden
gestoord, zonder dat door het stellen van voorwaarden of op andere
wijze zodanige stoomis zal zijn te voorkomen.
C. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
I. OVERGANGSBEPALINGEN.
Par. 1. Bestaand gebruik van gronden en opstallen.
Artikel 29.
Gronden en opstallen welke bij het van kracht worden van het plan in