gebruik zijn voor andere doeleinden dan waarvoor zij blijkens de bestem-
ming ingevolge het plan mogen worden gebruikt, mogen voor die doel-
einden in gebruik blijven behoudens onteigening overeenkomstig de wet.
Artikel 30.
1. Het is verboden het in artikel 29 bedoelde gebruik van onbebouwde
gronden zodanig te veranderen dat die gronden minder geschikt wor-
den voor realisering van de doeleinden waarvoor die gronden blijkens
hun bestemming mogen worden gebruikt.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt inge-
bruikneming van grond als stortplaats of als opslagterrein anders dan
ter realisering van het plan, aangemerkt als een gebruiksverandering,
waardoor de desbetreffende grond voor realisering van de doeleinden
waarvoor die grond bestemd is, minder geschikt wordt
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het eer-
ste lid vrijstelling te verlenen. Vrijstelling kan worden verleend voor
onbepaalde tijd behoudens wederopzegging of voor bepaalde tijd.
4. Vrijstelling voor onbepaalde tijd of voor een periode langer dan vijf
jaren moet worden geweigerd indien gelet op de aard van het voor-
genomen gebruik en de ligging van de grond hetzij de mogelijk-
heid tot realisering van het plan of van een aangrenzend bestemmings-
plan, hetzij een ongestoord gebruik van gronden en gebouwen in de
naaste omgeving in ernstige mate zou worden gestoord.
5. Vrijstelling voor bepaalde tijd mag alleen en moet worden geweigerd
indien het voorgenomen andere gebruik kan leiden tot stoornissen als
bedoeld in het vierde lid en niet door het stellen van voorwaarden of
anderszins in middelen tot opheffing van die stoornissen kan worden
voorzien.
Artikel 31.
1. Het is verboden het in artikel 29 bedoelde gebruik van bestaande ge-
bouwen te veranderen ter realisering van doeleinden welke met de be-
steming van de grond niet te verenigen zijn.
2. Indien een bestaand gebouw zich bevindt op grond waarop bebouwing
is toegelaten en de verandering in het gebruik strekt ter realisering
voor handels- en bedrijfsdoeleinden, terwijl de grond niet voor zoda-
nige doeleinden, c.q. voor handels- of bedrijfsdoeleinden van andere
aard is bestemd, wordt voor de toepassing van het bepaalde in het
eerste iid het voorgenomen andere gebruik aangemerkt als gebruik
dat met de bestemming van de grond niet te verenigen is.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het eer-
ste lid vrijstelling te verlenen.
Vrijstelling kan worden verieend voor onbepaalde tijd behoudens we-
deropzegging of voor bepaalde tijd.
4. Vrijstelling voor onbepaalde tijd of voor een periode langer dan vijf
jaren moet worden geweigerd in de navolgende gevallen:
a indien het gebouw zich bevindt op grond welker bestemming voor
realisering van gemeentewege in aanmerking komt;
b. indien gelet op de aard van het voorgenomen gebruik en de
ligging van het gebouw hetzij de mogelijkheid tot realisering
van bestemmingen van het plan, hetzij een ongestoord gebruik van
gronden en gebouwen in de naaste omgeving in ernstige mate zou
worden gestoord en niet door het stellen van voorwaarden of anders-
zins in middelen tot opheffing van die stoornissen kan worden
voorzien.