27 maart 1969
58
De heer De Ruiter zegt dat zowel een korte als een lange zittingsperiode
voor de leden van de welstandseommissie een gevaar inhoudt. Bij een te
korte zittingsperiode krijgt men in de gemeentelijke architectonische op-
bouw een te grote verbrokkeling en bij een te lange periode ontstaan
mogelijkerwijs de bezwaren die mevr. Cohen aanvoert. Spreker meent
dat° het voorstel van burgemeester en wethouders deze prettige zijde had
dat de raad wel de mogelijkheid heeft voor het handhaven van de leden
voor een lange termijn maar niet de verplichting, omdat na iedere 2
jaar herbenoeming moet plaats vinden. Weliswaar gebeurt dat niet altijd,
maar dat houdt verband met de moeilijkheid om de daarvoor gesehikte
architecten te vinden. Op grond van deze overwegingen en het feit dat er
nog eens een saneringsplan voor de Binnenweg en omgeving zal moeten
komen, is sprekers fractie gekant tegen een maximum zittingsperiode
voor de leden van de welstandscommissie van 4 jaar en geeft zij sterk de
voorkeur aan het voorstei van burgemeester en wethouders.
Wethouder Van Wijk antwoordt, dat mevr. Cohen er zich over heeft ver-
baasd dat deze zaak niet in de commissie voor de volkshuisvesting is
behandeld. Spreker meent dat zij dit verkeerd ziet, want de commissie voor
de volkshuisvesting heeft niet anders te beoordelen dan de plannen die zo
nu en dan met betrekking tot de volkshuisvesting worden ingediend. Er
heerst nogal eens verwarring over het begrip volkshuisvesting. Spreker
ervaart dat elke week met betrekking tot de woonruimteverdeling. Men
denkt dat alles wat met bouwen te maken heeft onder volkshuisvesting
valt. Het woord is wat misleidend. Men realiseert zich niet dat dit alleen
de woningwetbouw betreft. Naar sprekers gevoelen is deze zaak dan ook
ten rechte niet in de commissie voor de volkshuisvesting behandeld.
Er is echter geen enkel bezwaar tegen nu wat breder over de wel-
standscommissie te spreken. Deze commissie werkt absoluut niet myste-
rieus. Het bezwaar is dat deze commissie kritisch moet zijn en wie
kritisch moet zijn krijgt tegenstanders. Hetzelfde ziet men bij examen-
commissies. Alle gezakte lieden, behalve de enkele werkelijk sportieven,
zoeken de oorzaak van hun falen niet bij zichzelf maar bij de commissie.
Zo is het ook vaak met betrekking tot de welstandscommissie. Als een
bouwplan een en andermaal wordt afgewezen, dan denkt de indiener
van het plan dat dit aan de commissie ligt, maar spreker heeft steeds
ervaren dat het ingediende plan dan beneden de maat was. De leden van
de welstandscommissie doen hun werk met ambitie en zeker niet om
de honorering. Het is een soort erebaan. De door de heer Rücker gesigna-
leerde dynamische ontwikkeling in de bouwerij ontgaat deze commissie
niet. Daar hebben de leden der commissie in hun particuliere- en zaken-
leven dagelijks mee te maken. Als zij niet met die ontwikkeling meegaan
blijven zij niet langer als architect in. Spreker zal de leden hier niet noe-
men, maar hij weet dat zij stuk voor stuk nu heel anders bouwen dan zij
voorheen hebben gebouwd, dat zij volkomen bij en in zijn met betrekking
tot wat er aan de markt komt en wat er gevraagd wordt. De raad moet
niet denken dat dit een commissie is met statische opvattingen die op
een gegeven ogenblik in de mode was en daarmee uit. Deze commissie
leeft volkomen mee met wat er in de bouwerij aan de orde is, aanvaardt
dat en verwerkt dat in haar beoordeling. Spreker maakt om de 14 dagen
de vergaderingen der commmssie mee tegenwoordig bijna om de week
omdat er zoveel plannen liggen en spreker moet zeggen dat zij de archi-
tecten de vrije hand laat. De plannen worden met de architecten bespro-
ken en velen gaan direct akkoord met de aanwijzingen van de commissie
en zijn er, blijkens hun uitlating: ,,ik ga hier altijd verrijkt weg",
dankbaar voor. Spreker heeft ook wel mensen weg zien gaan die met de
deur sloegen omdat ze erg boos waren. Dat speelt zich allemaal af. De
laatste lieden kweken dan een soort stemming, naar spreker dacht ten
onrechte. Natuurlijk, de welstandscommissie bestaat ook maar uit mensen;