mm
t ^a.
27 maart 1969
66
eerste deel vooral aan het einde van dat werk, een enorme stagnatie is
opcetreden! Voordat op de wegen de laatste deklaag was aangebracht
heeft het werk ongeveer 4 maanden stil gelegen. Door regenval zijn toen
bii de Pieter de Hooghstraat en de Rembrandtlaan enorme meren ont-
staan en dat is een hoogst ongewenste situatie. Spreker wijst er op dat het
b^uwr jp maken van het Centrumplan (3e deel) is aanbesteed. De amüeg
van riolering is eenzelfde soort werk en nu zeggen burgemeester en wet-
houders toch weer dat zij met dezelfde aannemer în zee wúlen gaan als
die van het e^ste deel van het werk. Spreker kan zich hier met mee
verenigen.
De heer Verkouw heeft uit de woorden van de wethouder begrepen dat
met één aannemer zal worden onderhandeld. Hierdoor zou echter m st J
worden gehandeld met artikel 176 van de gemeentewet lul^de: ,,De
raad kan zich de vaststeUing der plannen en voorwaarden van^aanbe
steding der werken en leveranties ten behoeve der gemeente voorbehou
den. De aanbesteding geschiedt in hetopenbaarbehoudens de gevaüen
waarin om biizondere redenen onderhandse aanbestedmg m het belang der
gemeente ware." Het staat dus aan de raad te beoordelen olerlude*e
een bijzondere reden aanwezig is. In zoverre moet spreker de heer van
der Hulst bijvaUen, dat, afgezien van de bezwaren die de heer van der
Hulst heeft genoemd, het niet aan het college is maar aan de raad om te
beoordelen of de aanbesteding onderhands zal geschieden.
De voorzitter hoopt dat over deze kwestie nu niet een debat ga^t
ontstaan. Men kan bij de rondvraag een vraag stellen maar menkan dam-
niet op inhaken zodat iedereen daar over gaat praten De heer van der
Hulst heeft nu antwoord gekregen en als hij daar met tevreden mee îs
zal dat voor het college aanleiding zijn deze zaak nader te bezien.
De heer Van der Hulst vermoedt dat, als hij hierover schriftelijk vra-
gen gaat stellen, hij dan wel achter de feiten aan zou lopen, want bur-
gemeester en wethouders zijn van plan, zoals de wethouder zojuist zei dit
werk binnen zeer korte tijd aan te besteden. Spreker vraagt zich af of
het dan nog zin heeft schriftelijk vragen aan burgemeester en weüiouders
te steilen. Hij dacht dan wel te laat te zijn. Daarom stelt spreker
punt uitdrukkelijk in deze vergadering aan de orde.
Wethouder Van Wijk antwoordt dat het college zich over deze zaak
heeft beraden. Toen is een principieel besluit genomen om, wanneer het
nodig is aldus aan de raad voor te stellen. Het streven van het college îs
eroD gericht om de aannemer die het eerste deel van het werk heeft
uitgevoerd, ook het tweede deel te laten verrichten. Wel zrjn er mder-
tijd euvels' bij de uitvoering van het werk geweest. Die zrjn toen onder-
zocht waarbij bleek dat de euvels niet konden worden toegeschreven aan
de aannemer of aan zijn werk, maar dat daar allerlei ^yre oorzaken
debet aan waren die de aannemer juist had opgespoord en y>Pgel°st. Spre-
ker heeft dus geantwoord dat het in het voomemen van het college hgt
dit werk aan dezelfde aannemer aan te besteden, hetgeen natuurlijk met
een open begroting enz. zal gaan, zoals dit pleegt te gebeuren en de laat-
ste jaren gebeurd is. Spreker wil gaarne onderzoeken of burgemeester en
wethouders hiermee in strijd met welke wet dan ook komen.
De voorzitter zegt dat de heer Verkouw weet, dat, ondanks de d<x>r hem
aangehaalde bepaling in de gemeentewet, in de laatste jaren overleg m
één aannemer praktijk is geweest. Het is dus geen uitzondering.
De heer Van der Hulst zegt dat de toezegging van de wethouder zo-
danig is, dat het niet geheel zeker is dat de wijze van aanbestedmg aan
de raad zal worden overgelaten. Als de wethouder nu zou zeggen d
deze kwestie in de raad zal worden gebracht, zal spreker er geen schnfte-