31 juli 1969
125
Verslag van de Centrale Coördinatieeommissie Interregionaal meetnet
inzake luchtverontreiniging rond het Noordzeekanaal van de metingen
over het 4e kwartaal 1968 en le kwartaal 1969.
De heer Smit vraagt of van de zijde van de gemeente iemand lid van die
commissie is of dat er toezicht op die commissie is.
De voorzitter antwoordt dat de gemeente niet in het bestuur vertegen-
woordigd is. Wêl is er bij het politiebureau een meetpost.
De heer Smit zegt dat er nu wel cijfers worden gegeven maar spreker
heeft geen enkele suggestie in het verslag gevonden wat men nu tegen de
luchtverontreiniging denkt te gaan doen. Men kan toch niet eeuwigdurend
blijven meten. Als uiteindelijk de lucht zodanig verontreinigd wordt dat het
niet meer houdbaar is, zullen er toch maatregelen moeten worden geno-
men en dat ook al in verband met de ontwikkeling van bestaande indu-
strieën en de stichting van nieuwe industrieën.
De voorzitter antwoordt dat deze zaak in het experimentele stadium ver-
keert en dat nagegaan wordt waaraan de luchtvervuiling te wijten is. Als
de heer Smit dit verslag goed gelezen heeft zal het hem duidelijk zijn ge-
worden dat de bedrijven rnet de hoofdschuldigen van de luchtvervuiling
zijn, maar de weersomstandigheden in de maand januari. Br zijn dus ver-
schillende oorzaken die tot luchtvervuiling aanleiding geven. Het is de
bedoeling om, wanneer de luchtvervuiling te bar wordt, maatregelen te
nemen.
De heer Smit zegt dat dat nu julst zijn vraag was. Als het te bar wordt
zal men maatregelen nemen, maar dan is het met betrekking tot deze
zaken dikwijls te laat. Dat is gebleken bij de vervuiling van de Rijn. Daar
gingen de vissen dood en dat was de aanwijzing dat het water vervuild
was. Nu zijn dle beesten dood, maar welke aanwijzing hebben wij nu? Men
blijft meten en dan moeten wij maar afwachten. Het is zo moeilijk te zeg
gen tot welke grens men kan gaan alvorens maatregelen te moeten nemen.
Spreker heeft in het rapport gemist dat geen enkele suggestie aan de hand
wordt gedaan om deze zaak aan te pakken.
De voorzitter gelooft niet dat de luchtvervuiling een zodanige graad
heeft bereikt dat het noodzakelijk is om maatregelen te treffen.
De heer Smit: ,,Daar wordt verschillend over gedacht."
De voorzitter: „Daar zal de commissie dus wel over rapporteren."
De heer Verkouw wü graag een aanvulling geven op het gesprokene
door de voorzitter. De heer Smit vestigt de indruk dat er op het terrem
van de bestrijding van de luchtvervuUlng niets gebeurt, terwijl spreker
juist dacht dat er de laatste tijd ontzettend veel was gebeurd. Spreker wijst
op de strenge eisen die zijn gesteld voordat Mobil Oil zich in het Noordzee-
kanaalgebied zou kunnen vestigen; de eisen die gesteld zijn voor de ves-
tiging van de PEN-cemtrale in Velsen; maatregelen die steeds worden
geperfectiomeerd en men gaat dôôr op dit terrein. Men houdt de vinger bij
de pols door steeds de meetapparatuur in werking te houden en te signa-
leren. Aan de hand daarvan zal men in de toekomst eventueel verdere
maatregelen nemen. Spreker gelooft dat men het denkbeeld dat er niets
zou gebeuren ver van zich af moet gooien. Er zijm natuurlijk bepaalde
grenzen die men in het oog moet houden.
De heer Smit is het niet helemaal eens met de heer Verkouw. Bij de
Hoogovens b.v., die al 50 jaar bestaan, is nog geen enkele maatregel tegen
luchtvervuiling genomen.
De voorzitter,,Dat is een heel groot woord. Daar zullen zeker honderd-
tallen maatregelen genomen zijn."