18 december 1969 250
s het enthousiasme en de eigen draagkracht van de gebruikers en bezoekers
van de sportparken zö gering, dat 210.000,86 van alle kosten voor
e deze sport-accommodatie door de gemeenschap moet worden gedragen
i Bij de ijsbanen is dit 6,5 745,afhankelijk van het weer
Bij de tennisbanen is dit 6,3 5.320,
Bij de jachthaven is dit 2,0 230,
Het komt ons voor dat een nadere motivering ten aanzien van dit enor-
3 me verschil op zijn plaats is. Bovendien achten wij het niet verstandig om
de huurprijzen van de sportparken, zoals u in de antwoord-nota mededeelt
niet regelmatig met de stijging der kosten te verhogen omdat een eenmaal
i opgelopen achterstand heel moeilijk is in te halen. Men went gemakkelijk
aan een te lage prijs en accepteert naderhand niet een drastische verho-
i ging! Hebt u inmiddels van de Sportstichting een voorstel tot huurver-
hoging ontvangen? Wij achten voor dit deel van de begroting een overtui-
gende argumentatie van het college noodzakelijk.
Het slagen van uw plannen voor een ijsbaan op het terrein bij de Fa-
zantenlaan, komt ons weinig waarschijnlijk voor. Wij geven u in overwe-
ging om voor het komen tot een verrukkelijke open ijsbaan, ons te volgen
naar de Lelievijver bij de Vrijheidsdreef. Wanneer u deze vijver uitbreidt
tot een ondiepe plas welke snel kan bevriezen en de kosten dekt door de
verkoop van de uitkomende grond, dan zouden niet alleen vele Heemsteed-
se schaatsliefhebbers van de weinige mooie winterse dagen kunnen ge-
nieten, maar zou vooral ook de veiligheid van de naar ijs zoekende jeugd
gediend worden. Tenslotte is het schaatsen een bijzonder gezonde, niet dure
bezigheid, zodat ook de volksgezondheid er zeer mede gediend is.
Ook dit jaar zijn in de afdelingsvergaderingen weer vele woorden met
betrekking tot de volkshuisvesting gesproken, waaruit wel blijkt hoe
groot de belangstelling van de raad en ook van onze fractie voor dit nog
steeds nijpende probleem is. Een probleem dat zoveel indruk maakt om-
dat hierbij steeds het directe Ievensgeluk van medeburgers is betrokken.
Maar ook ieder jaar blijkt duidelijker, hoe moeilijk het is een constant
beleid te voeren omdat het volkshuisvestingsbeleid nu eenmaal in allereer-
ste instantie wordt bepaald door de rijksoverheid. En zolang een regel-
matig en aangepast beleid van die zijde niet tot stand komt, zal het ook
voor de plaatselijke overheden niet goed mogelijk zijn om tot een goed be-
leid te komen.
Als voorbeeld van deze onregelmatigheid willen wij vermelden de om-
standigheid, dat de huren van geheel gelijke woningen, gebouwd in 1969,
ten opzichte van 1968 een verhoging hebben ondergaan van 27 tengevol-
ge van bouwkosten-stijging, BTW, premieregeling en rentestand, terwijl
de wettelijke huurverhoging van het oude woning-bezit 6 heeft bedra-
gen. Steeds verder groeit daardoor de huur van bestaande en nieuw te
bouwen woningen uit elkaar. Steeds moeilijker wordt het dan ook goed-
koop wonende gezinnen te bewegen een bij hun inkomen passende woning
te zoeken. En steeds zwaarder worden de woonlasten gelegd op de jonge
gezinnen. Een toestand waarin onze fractie, hoe somber dit ook moge klin-
ken, na verwerping van de huurbelasting door het Parlement, nog geen
verbetering ziet komen.
En wederom komt dan de vraag naar voren waarop het gezamenlijk
woonbeleid dan in de eerste plaats moet zijn gericht. Op een gezonde op-
bouw van het woningbezit in haar totaliteit gezien, of op leniging van de
directe nood. Het blijft moeilijk hierin de juiste verhouding te vinden.
Noch het één, noch het ander mag uitsluitend het beleid beheersen. Maar
wel menen wij te moeten stellen dat geen woningen meer moeten worden
gebouwd van een kwaliteit en indeling, waarvan verwacht moet worden
dat zij binnen een klein aantal jaren niet meer aan de gestelde eisen zul-
len voldoen. Evenwel begrijpen wij dat met deze algemene wens alleen, het
woningprobleem niet is opgelost. Toch willen wij, met alle bescheiden-