18 december 1969
238
kan worden verkregen, waardoor alleen die vragen in het afdelingsverslag
worden opgenomen waarvan de beantwoording meer bezinning en overleg
vraagt en die mede daardoor discussiepunten kunnen zijn in de begrotings-
zitting.
Met het standpunt van het college, vervat in antwoord nr. 3, kunnen
wij ons zeer wel verenigen. Onze fractie heeft er geen behoefte aan de
vergaderingen van de raadscommissies openbaar te maken. Onze bezwaren
zijn niet van principiële doch van praktische aard. Naar onze mening kan
men in openbare commissievergaderingen minder ongedwongen met elkaar
discussiëren en dient men veel formeler te zijn. Voorts zal er niet aan te
ontkomen zijn dergelijke openbare vergaderingen regelmatig te moeten
schorsen teneinde in besloten vergadering over te gaan. Dit zal zeker niet
stimulerend werken op het bezoek van eventuele belangstellende burgers.
Het zij mij vergund nu een stapje buiten onze gemeentegrenzen te mo-
gen zetten. Ik wil allereerst even inhaken op een aspect dat, althans vol-
gens persberichten, tijdens de algemene beschouwingen in de Haarlemse
Gemeenteraad, met betrekking tot omliggende gemeenten naar voren is
gebracht. Refererend aan de bekende Nieuwjaarstoespraak van Haarlems
vorige burgemeester, heeft een der fractievoorzitters opgemerkt, dat de
inwoners van de omliggende gemeenten gebruik maken en profiteren van
allerlei kostbare en onrendabele voorzieningen in Haarlem, zonder dat
deze gemeenten in de kosten hiervan bijdragen. Een dergelijke opmerking
klinkt bijna als een verwijt. Men verbaast zich hier toch wel over als men
weet dat krachtens de wet financiële verhouding tussen rijk en gemeenten
een verfijningsregeling bevolkingsagglomeraties is vastgesteld op grond
waarvan het centrum van een agglomeratie een uitkering ontvangt voor
genoemde voorzieningen en dat deze uitkering gebaseerd is op het aantal
inwoners van de aangrenzende gemeenten met minder dan 50.000 inwoners.
Krachtens deze regeling zal Haarlem in 1970 een bedrag van rond
f 1.464.000,ontvangen. Voor Heemstede ontvangt Haarlem ca. 810.000.
Hiernaast mogen we aannemen dat Haarlem aan de levering van elektri-
citeit aan Heemstede ongetwijfeld ook nog wel zal verdienen. Wanneer we
bovendien bedenken dat vele Haarlemmers vooral van de in onze gemeente
aanwezige sportaccommodaties gebruik maken, dan meen ik te mogen
stellen dat een en ander tezamen een bedrag van 1.000.000,ruim zal
overschrijden. Dit overwegende lijkt het mij toch wel zeer discutabel, te
stellen dat de inwoners van Heemstede aan Haarlem extra kosten zouden
bezorgen Onze zienswijze iseen sterke centrumgemeente met gezon-
de en sterke randgemeenten, welke randgemeenten haar eigen taak en
autonomie dienen te behouden.
In deze gedachtengang interesseert ons uiteraard ook bijzonder een
,,Agglomeratieregeling Kennemerland". Wij hebben de indruk dat de
vormgeving van een bestuurlijke samenwerking niet van de grond komt.
Een ontwerp-regeling op tafel brengen blijkt een periode van vijf jaar te
hebben gevergd. In de memorie van antwoord merkt het college op, dat
het hier een terrein met vele moeilijkheden betreft. Wij erkennen dat het
geen eenvoudige zaak betreft maar een periode van vijf jaar is toch wel
een respectabele tijd. Gaarne zouden wij vernemen waarom zo weinig vor-
deringen zijn gemaakt. Wat was de kem van de regeling welke in het
voorjaar van 1969 was aangeboden? Was het college het eens met deze
regeling en zo neen welke waren zijn bezwaren? Verdient het geen aanbe-
veling en is uw college bereid over dit belangrijke onderwerp met de
fractievoorzitters overleg te plegen alvorens standpunten in te nemen?
Over de samenwerking in Zuid-Kennemerland valt door de raad weinig
concreets te zeggen omdat deze zich grotendeels aan zijn waarneming
onttrekt omdat er slechts een samenwerking bestaat tussen de colleges
van burgemeester en wethouders. Gaarne zouden wij van het college ver-
nemen op welke belangrijke punten deze samenwerking tot concrete re-