19 december 1969
290
antwoord kan worden gegeven en het serieuze vragen betreft, dan kan een
antwoord worden toegezegd. Spreker gelooft dat er dan al heel veel be-
reikt wordt, want zoiets gaat van mond tot mond.
1 De voorzitter: „Dat is het overwegen waard."
De heer Brandsma heeft wel begrip voor de weifelingen die bij velen
naar boven komen wanneer zij voor de vraag worden geplaatst, wat men
nu in concreto wil doen om de burgers meer in het doen en laten van de
gemeentelijke overheid te betrekken. Wij kijken er allemaal nog een
beetje vreemd tegen aan. Men heeft tot nog toe altijd gewerkt zoals men
werkte ên met de commissies ên met het gemeentelijke apparaat, met
voorlichting in de krant en wat dies meer zij, en nu moet dat allemaal
anders. Nu komt daar min of meer het revolutionaire idee van. door-
breek deze zaak, enz. Spreker begrijpt die aarzeling wel. En toch klinkt
in alle opmerkingen door: zoals het nu is, is het eigenlijk niet juist. De
burgers weten te weinig van wat een gemeentebestuur doet, ja, zegt de
heer van Berckel, ze weten zelfs niet eens wat een gemeente is. Spreker
is dat volkomen met hem eens. Dat is alleen maar een onderstreping van
wat wij eigenlijk beogen te bereiken n.l. om kennis, wetenschap, meewe-
ten, meedenken bij de burgers te kweken. Daar gaat het om. Men zou
inderdaad de burgers eens bekend moeten maken met het wezen van de
overheid, hoe een gemeentebestuur functioneert, waar alles op gebaseerd
is. Wat îs eigenlijk het recht dat de kieswet aan de kiezer geeft. Hoe kan
men en hoe moet men dat recht eigenlijk gebruiken. Wat is ieders ver-
antwoordelijkheid als staatsburger. Dat zijn allemaal dingen die de men-
sen moeten worden bijgebracht. Maar dan zal men, en dat is nu juist de
taak van de diverse overheden, als overheden het initiatief moeten nemen
om de burger bij te brengen wat hij eigenlijk moet weten om te kunnen
begrijpen wat de overheidsinstanties voor beleid voeren. Daar komt bij,
dat ook overheden niet de pretentie moeten hebben dat zij alleen het alle-
maal precies weten. Het is best mogelijk, zo gemêleerd als wij hier om
de tafel zitten, dat er nog wel enkele punten zijn die wij met elkaar met
goed kunnen begrijpen, niet goed weten, zodat het aantrekken van des-
kundigen, ook in het commissiewerk, vruchtbaar kan zijn en effectief
voor de taak die de overheden verrichten. Er moet een wisselwerking zijn
tussen de ingezetenen en de diverse overheidsapparaten. Dat kan men al-
leen maar bereiken door te proberen dit van de grond te krijgen. De
voorstellen van sprekers fractie zijn alleen maar pogingen om daartoe te
geraken. Spreker kan niet de garantie geven, dat, wanneer hearings wor-
den gehouden, wanneer er belangrijke onderwerpen in openbare commis-
sievergaderingen worden besproken, er dan onmiddellijk van de zijde van
de burgerij een grote belangstelling zal zijn. Deze dingen moeten groeien.
Als het geen zin heeft dan sterft dat vanzelf weer uit. Spreker dacht dat
er inderdaad genoeg mogelijkheden inzitten om daar belangstelling voor
te wekken en ook te benutten ten bate van datgene wat de raadsleden
hier zelf moeten doen. De heer Bomans heeft dat zeer nadrukkelijk ge-
zegd. Hij is op een forumavond geweest en heeft daar ontzettend veel
geleerd. Hij zegt, die mensen komen niet meer terug want het was eigen-
lijk niets. Hoe hij dat beoordeelt weet spreker niet, maar het is frappant
dat een raadslid zegt, dat hij daar werkelijk college heeft gelopen. Het
is van grote betekenis dat de heer Bomans, door op' een forumavond naar
een aantal burgers te luisteren, begrepen heeft dat er voor hem als raads-
lid wel wat te leren valt omdat die mensen iets naar voren brengen wat
wij bij ons werk in de gemeenteraad kunnen gebruiken.
Spreker moet zeggen dat de voorzitter, sprekende namens het college,
wel wat meer afwijzend staat tegenover de suggesties die sprekers frac-
tie deed dan uit de memorie van antwoord blijkt. Spreker had begrepen
dat eigenlijk het enige waar burgemeester en wethouders nog wat tegen-