19 december 1969
326
hebben. Spreker wil zijn interpretatie van die cijfers wel geven. Hij hoopt
eigenlijk alleen maar dat hij het mis heeft, maar spreker hoort toch
graag of hij het juist ziet. Hij leest het aldus. In 1956 waren er in Heem-
stede 1467 woningen met een huurprijs tot 500 per jaar en er waren toen
maar 624 huurders met een inkomen tot 3000. Welnu, daaruit kan een
kind lezen dat wij veel te veel goedkope woningen hadden tot een huur-
prijs van 500. Ten tweede, dat er in 1956 2840 woningen waren met een
huur tussen 500 en 1000, terwijl er 2142 huurders waren die een mko-
men hadden van tussen 3000 en 6000, kloppende dus met die norm van
1/6. Ook hier dus een teveel aan goedkope woningen. Tenslotte waren er
voor de hogere inkomensgroepen maar 929 woningen aanwezig en 2482
huurdersergo, wij hebben veei te weinig dure woningen. Daaruit conclu-
deert het college, dat, als men een verstandig beleid wil voeren ten aan-
zien van de nieuwbouw, er relatief meer duurdere woningen moeten wor-
den gebouwd dan de verdeelsleutel 56-44 aangeeft, anders komt men straks
in de moeilijkheid te zitten dat er teveel goedkope woningen zullen zijn.
Spreker wil hier nadrukkelijk voorop steilen, dat hij deze methodiek wei
aanvaardt. Immers, ook zijn fractie heeft in het verleden en zal dat ook
vandaag doen, nooit anders gedaan dan pleiten voor het totstandbrengen
van een woningbestand dat gerelateerd is aan de inkomens en dus aan de
huurcapaciteit van de diverse categorieën inwoners. Op die basis en op die
titel kunnen sprekers fractie en het college elkaar dus heel goed vinden.
Maar ook hier rijzen twijfels. Spreker hoopt alleen maar, dat de grond
van zijn twijfels door de wethouder kan worden weggegraven want dan
kan spreker vannacht weer wat beter slapen. Hij is n.l. gedoken in de in-
komstenstatistiek van de gemeente Heemstede. Hij had daarvoor de cij-
fers van het jaar 1960 ter beschikking. Het schijnt dat om de 10 jaar
zo'n inventarisatie wordt opgemaakt door het Centraal Bureau voor de
Statistiek. Dat is 4 jaren na de momentopname die het college over de
woningspreiding in de memorie van antwoord heeft opgenomen, waaruit
dus volgt, dat de cijfers die spreker gaat noemen eigenlijk een beetje
geflatteerd zijn. In 1956, toen de lonen nog iets lager lagen, zal het aan-
tal zelfs nog groter zijn geweest. En dan ziet spreker dat krachtens de
inkomenstatistiek het aantal personen in Heemstede dat tot 3000 ver-
diende 3253 was of 27.2 van de bevolking.
Wethouder Van Wijk: „Personen, geen gezinshoofden."
De heer Brandsma: Van 3000—/ 6000 inkomen 3495 personen of
29.3 van de bevolking. Als men die groepen bij elkaar optelt want
het gaat even om die lagere inkomenscategorieën dan zijn dat 6748
personen die tezamen 56,5 van de bevolking uitmaken, Het is frappant
dat hier dezelfde cijfers 56-44 voor de dag komen. Past spreker nu deze
cijfers toe op de woningvoorraad 1956, dan komt hij tot de conclusie, dat
er voor de categorie tot 500 huur 27.2 van de woningen moest zijn of
wel 1570. Er waren er 1467 en dan komt spreker tot de ontdekking dat er
te weinig waren. Van 5001000 huur 29.3 van de voorraad, dat is
1690 woningen. Er waren er 2840, dus van die categorie waren er teveel.
Van de laagste categorie te weinig en van de middengroep teveel. Deze
conclusie van spreker is niet juist. Het wordt veel erger dan het college
denkt. De wethouder heeft bij interruptie al gezegd, dat het gaat om
personen en niet om gezinshoofden. Inderdaad vertroebelt dat het beeld.
Maar er is nog een andere factor. De verdeling die het college heeft
aangelegd in de memorie van antwoord, namelijk 1/6 van het inkomen
als huurquotum, is fout. Als men echt iets wil vergelijken met het jaar
1956, laat men het dan doen met de maatstaven van het jaar 1956 en niet
met de maatstaven van 1969. Het is, en de wethouder dient dat te weten,
in de kringen van de deskundigen, dus niet alleen in sprekers opvatting,
nog een zeer omstreden punt of het huurquotum inderdaad 1/6 en voor de