29 januari 1970 17 dat het een uiting van onfatsoen is geweest om, terwijl bekend was dat de kerkelijke overheid tegen een opvoering van het wagenspel was op die bewuste zondagavond op het terrein van de kerk bij hetuitgaan van een oecumenische kerstviering, waarvan men mocht verwachten dat daar nu juist de mensen bijeen waren waarvoor een dergelijke aanslag op het geweten het minst op zijn plaats' was, dit wagenspel toch op te voeren Wanneer spreker van de heer de Ruiter beluistert dat het kerstfeest tot een economische impuls voor de middenstand dreigt te degraderen, waarbij het inkopen in de warenhuizen wordt begeleid met het ,,btille nacht, heilige nacht", dan kan spreker daar inkomen. Als men bij de mt- gang van zo'n warenhuis het wagenspel zou opvoeren mits men daar- voor toestemming heeft gekregen dan zou dat emge zin hebben, maar niet om dit op te voeren aan het einde van een oecumemsche kerstvienng. Juist uit het feit dat men in die dienst aanwezig was, bieek al voldoende dat men het niet eens was met ooriog, verdrukking e.d., maar dat men tezamen uitdrukking wiide geven aan het veriangen naar een bctere wereld. Dat men juist voor deze kerkgangers deze kwetsende dat is misschien een persooniijke mening maar zo ervaart spreker het op- voering wiide geven, kan sprekers fractie niet goedkeuren. Vandaar dat zij volkomen achter de zienswijze van de burgemeester staat om geen toestemming voor het opvoeren van dit wagenspel op die avond en op die plaats te geven. De voorzitter zegt dat hij zich in de afgelopen weken ontzettend ge- sterkt heeft gevoeld door de vele bewijzen van instemming die hij heett ontvangen op zijn besluit om de opvoering van het wagenspel met toe te laten. Spreker is daarin ook nu weer gesterkt omdat hij mag aannemen, dat buiten de heren van der Hulst, de Ruiter en Verkouw, waarbij de hee'r de Ruiter nu mede namens zijn fractie heeft gesproken, de overige leden van de raad zich achter spreker scharen. Spreker had ook met an- ders verwacht omdat hij de juiste weg heeft bewandeld en geen misbruik heeft gemaakt van de hem bij de wet verleende bevoegdheden. Dat îs ook door de vragensteilers erkend. Er is naar voren gebracht dat spreker meer begrip had moeten hebben voor het protest van de jongeren. Dat begrip is spreker dus bepaald ontzegd. Dat vindt hij een aantijging. Spreker heeft wel degelijk begrip voor de jongeren en dat is wel gebleken în het gesprek dat hij met deze jongeren heeft gehad. Hij begrijpt dat deze jeugd, geconfronteerd met al het leed en ellende in deze wereld, wii protesteren. Het gaat echter over de wijze waarop dit protest wordt geuit. Spreker blijft er bij dat het wagenspel dit protest op een schandelijke wijze naar voren bracht. Spreker wii wei erkennen, en dat is ook gebleken m het gesprek dat hij met deze jongeren heeft gehad, dat het niet de bedoelmg is geweest om te kwetsen. Zij hebben het schokelement wiilen gebruiken om de mensen met de neus op al die ellende te drukken maar zij hebben niet beseft dat door de wijze waarop zij dit deden, zij veien tot m het diepste van hun wezen hebben gekwetst. Als burgemeester îs spreker naast de raad en naast het coiiege van burgemeester en wethouders, bestuurs- orgaan. Aan de burgemeester is bij de wet opgedragen te waken tegen met de openbare orde en zedelijkheid strijdige vertoningen. De persoonlijke insteiiing bij de hantering van deze normen is daarbij niet uit te schakeien. Spreker heeft deze besiissing genomen omdat hij persoonlijk meende dat de opvoering van dit wagenspel in strijd was met de openbare orde en de zedeiijkheid. Zoals spreker al zei, is hij ontzettend gesterkt geworden door de taliozen die hem adhaesie hebben betuigd en een zucht van ver- lichting hebben gesiaakt dat nu eindeiijk eens een keer werd geprotes- teerd tegen een protest dat de spuigaten uitiiep en niet aan normale fatsoensnormen voldeed. Wat de heer Willemse heeft gezegd is volkomen juist. Het gaat om de normale fatsoensnormen en die mogen niet worden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1970 | | pagina 17