29 januari 1970
3
Wij zijn van oordeel dat de juiste keuze voor een bepaalde streek eerst kan
worden gemaakt na een zorgvuldig en uitgebreid onderzoek. Weliswaar
heeft de burgemeester van Haarlem ook gesproken over „het in studie ne-
men" echter niet van de verschillende mogelijkheden doch uitsluitend
van een gemeentelijke herindeling van de Haarlemse agglomeratie. Haar-
lem heeft derhaive reeds een keus gemaakt uit de diverse mogelijkheden
zonder dat een voorafgaande studie en onderzoek noodzakelijk werden
geacht. De motivering van Haarlem voor een gemeentelijke herindeling
moet wel bijzonder overtuigend en duidelijk zijn. Als voomaamste argu-
menten worden genoemd:
1. „Het samenwerkingsorgaan Zuid-Kennemerland heeft bestuurlijk
vrijwel niets te betekenen."
Ofschoon een aantal goede resultaten zijn bereikt, zouden wij de hui-
dige regeling niet als een voorbeeld van samenwerking willen aanprijzen.
Niet zonder reden zijn de mogelijkheden van een betere vorm van samen-
werking in studie genomen.
In het kader van de samenwerking in een agglomeratie vervult de cen-
trum-gemeente een belangrijke roi, zeker indien zoals in casu het geval
is de burgemeester van de centrum-gemeente de voorzitter van dit
samenwerkingsverband is. Indien Haarlem thans stelt dat de I.S.K. be-
stuurlijk van weinig betekenis is, dan moet men zich toch eens ernstig
afvragen, of wel op voldoende krachtige wijze leiding aan deze samen-
werking is gegeven. Nu Haarlem de samenvoeging zo eenzijdig als het
enige geneesmiddel presenteert, rijst de vraag, of de samenwerking in
het verleden wel ernstig is genomen.
2. ,,Aan de burger moet die service en dat leefklimaat worden gegeven
waarop hij nu aan de vooravond van het jaar 2000 recht heeft."
De burgemeester van Haarlem is derhalve van oordeel dat de vorming
van een zeer grote gemeente voor de burgers een betere service en een
beter ieefklimaat garandeert. Het is te betreuren dat hij deze stelling niet
tracht waar te maken; hij zou dan hebben bemerkt dat dit niet eenvoudig
is en dat er vele goede argumenten tegen deze stelling zijn aan te voeren.
De bestuurskosten van grote eenheden van lokaal bestuur liggen op een
belangrijk hoger niveau dan die van kleinere eenheden. De burgers zijn
minder rechtstreeks betrokken bij het bestuur. De overzichtelijkheid van
het bestuur en de communicatie met de bestuurden worden allerminst
bevorderd. Een recent onderzoek heeft aangetoond dat, naarmate een
gemeente groter is, de kans afneemt dat de inwoner vrijwillig actief is
voor zijn gemeente of zelfs belangstelling opbrengt. Naarmate een ge-
meente groter van oppervlakte en inwonertal is, groeit de kans dat de
behartiging van de belangen niet alleen wat de voorbereiding en de uit-
voering betreft, maar ook ten aanzien van de besluitvorming feitelijk op
ambtelijk niveau plaatsvindt. Het gevaar dreigt dat deze besluitvorming
zich aan het bestuur en de democratische controle onttrekt.
Teneinde deze bezwaren te keren, kan men gebruik maken van de moge-
lijkheden van binnen-gemeentelijke decentralisatie. Betwijfeld kan worden
of men voor werkelijk belangrijke zaken deze mogelijkheid wil benutten
en bovendien rijst dan de vraag waarom men eerst zinvolle organisaties als
de gemeenten toch zijn, zou moeten opheffen om daarvoor andere orga-
nisaties welke hun nut nog moeten bewijzen, in de plaats te stellen.
Deze vraag heeft juist betekenis in deze streek, waar het de gemeenten
beslist niet aan bestuurskracht en aan een goed geoutilleerd ambtelijk
apparaat ontbreekt om hun taak naar behoren te vervullen en dit in feite
ook doen.
3. ,,De vervlechting der belangen in de Haarlemse agglomeratie is zo
groot en de hoeveelheid van de gemeenschappelijk te regelen onderwerpen