21
4e afd.
26 februari 1970
3. Vrystelling kan worden verleend:
a. voor wat de aanwezigheid van het erf betreft, indien de gelijkstraats
gelegen bouwlaag van het gebouw niet is bestemd tot bewoning of tot
bij woningen behorende bergplaatsen;
b. van toet bepaalde onder lid 1, onder a, indien het erf deel uitmaakt
van een gemeenschappelijke tuin en de benedenwoningen beschikken
over een open ruimte die ten minste dezelfde oppervlakte heeft als de
balkons bedoeld in artikel 77, lid 1;
c. van het bepaalde in lid 1, onder b en c:
1. indien een gunstige andere indeling van het erf aanwezig is;
2. het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover
elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een open-
baar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plant-
soen en welk terrein slechts aan één van die twee zijden mag worden
bebouwd, een en ander mits een erf van redelijke afmetingen aanwezig
is.
In artikel 50 wordt lid 1 als volgt gelezen:
1. Het bij een eengezinstouis betoorende erf mag, voor zover het achter
dat huis is gelegen, slechts zijn bebouwd met:
a. een bergplaats voor huishoudelijke doeleinden met geen grotere in-
wendige oppervlakte dan 9 m2 en geen grotere uitwendige hoogte dan
2,5 m;
b. bouwwerken geen gebouw zijnde, met geen grotere uitwendige hoog-
te dan 1,5 m en te zamen geen grotere oppervlakte dan 6 m2, en
c. een voor auto's van een weg af bereikbare garage met geen grotere
uitwendige oppervlakte dan 24 m2 en geen grotere intwendige hoogte
dan 2,5 m mits zonodig vrijstelling van het verbod tot overschrijding
van de achtergevelrooilijn is verleend,
een en ander mits het bijgebouw op ten minste 3 m afstand van het
eengezinshuis is gelegen.
In lid 2 worden in de tweede regel de woorden „open erf" vervangen
door „erf";
in de vierde regel wordt vöôr de woorden ,,zijn bebouwd" ingevoegd
„slechts";
in de zesde regel wordt de maat van 6 m gewijzigd in 5 m.
Lid 3 wordt als volgt gelezen:
3. De uitwendige hoogte, genoemd in lid 1, wordt gemeten boven de ge-
middelde hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
Lid 4 wordt als volgt gelezen:
4. Vrijsteiiing kan worden verleend van het bepaalde in:
a. iid 1 voor wat betreft de afstand het gebouw, indien het bij-
gebouw voor niet meer dan 1 m binnen het verlengde van de zijgevel
is gelegen;
b. de leden 1 en 2 voor het oprichten van bijgebouwen met een grotere
oppervlakte of een grotere hoogte mits zo nodig vrijstelling is verleend
van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn;
c. iid 2 voor het bouwen van garages, voor wat betreft de afstand van
5 m, voor zover de gelijkstraats gelegen bouwlaag van het hoofdge-
bouw geen woonruimten bevat.
1 In de titei van artikel 51 wordt het woord „open" geschrapt.
In de Ieden 1 en 2 van dit artikel worden de woorden „open erf" ge-
wijzigd in „erf".